Functioneringsgesprek van de Paashaas
De schrijfopdracht: Schrijf een verhaal over de Paashaas die over een paar dagen zijn functioneringsgesprek heeft.
Hiernaast vind je de ingesproken versie van Functioneringsgesprek van de Paashaas=>
|
|
Het is de zaterdag voor Pasen. Het is nog vroeg, maar de zon schijnt al lekker. Ik besluit om naar mijn favoriete plek te gaan, dé steiger. Terwijl ik daar heen loop, en voel en zie dat de lente echt is begonnen, komen herinneringen naar boven van een paar jaar geleden. Mijn ontmoeting met de Paashaas. Ik kan mij herinneren dat het die dag net zo’n echte lentedag was als nu. Ik zie lammetjes drinken bij hun moeder, meerkoeten zijn een nestje aan het maken en ganzen vliegen in grote groepen door de lucht naar.... wie zal het zeggen.
Gelukkig ligt het pontje aan mijn kant van de sloot. Even alles wat in mij zit geven om aan de overkant te komen, draaiend aan het wiel, in mijzelf 1-2, 1-2, 1-2, tellend. Het ritme helpt om het vol te houden.
Aan de overkant trek ik mijn slippers uit. Yes! Blote voeten op het zachte, koele gras. De molen in de verte geeft weer de richting aan waar ik naar toe wil.
Om mij heen kijkend, vraag ik mij af hoe het met de Paashaas zal gaan. Ik zal daar waarschijnlijk nooit achter komen, want hoe groot is de kans dat ik hem weer zal ontmoeten? Nihil!
Op het pad zitten tussen het gras heel veel distels, waardoor het een hindernisbaan lijkt om op te lopen. Ik moet heel veel moeite doen om ze te ontwijken. Ik word er eigenlijk wel vrolijk van, want het begint steeds meer op huppelpassen te lijken die ik maak.
Nog een paar meter en dan ben ik bij de steiger. Tot nu toe geen andere mensen tegen gekomen en ik zie ze ook niet in de verte, dus als ik geluk heb wordt het echt een uurtje rustig relaxen.
Eh... of toch niet...? Door het hoge riet was de steiger steeds niet te zien, maar nu zie ik twee lange oren tevoorschijn komen. Het zal toch niet... Zoveel toeval bestaat toch niet?
Toch wel! Op de steiger zie ik weer de Paashaas zitten. Pootjes onder zijn kin, staart hij nadenkend voor zich uit.
“Hé Paashaas, jij weer hier?”
“Hè? Hé! Jij ook?”
“Ja, had zin in een uurtje relaxen in de zon.”
“Ik ook. Ik hoopte hier antwoord te vinden op mijn vraag. Ik zat net aan jou te denken en aan een paar jaar geleden, toen je mij geholpen hebt.”
“Grappig, ik dacht daar toevallig ook aan. Hoe gaat het met je?”
“Nou, eh... ik weet niet of het toeval is of voorbestemd, maar ik denk dat ik je hulp wel weer kan gebruiken. Tenminste als je dat oké vindt.”
“Kom maar op, wat is er aan de hand?”
De Paashaas vervolgt: “Ik heb woensdag mijn jaarlijkse functioneringsgesprek en ik weet niet wat ik moet zeggen. Mijn baas zal dan vragen wat ik van mijn werk vind en of er iets is dat ik anders zou willen.”
“Hmmm.... En is er iets dat je anders zou willen?”
“Ja, maar dat durf ik niet te zeggen, want dat klinkt heel ondankbaar, plus het is toch onmogelijk.”
“Oh? Tegen mij kan je het wel zeggen toch. Wie weet kan ik je inderdaad helpen.”
“Ik vind op zich eitjes uitdelen wel leuk en dat ik de kinderen daar blij mee maak” zegt de Paashaas, “maar ik mis het zo dat ik geen contact heb met de kinderenen en ook dat ik geen collega’s heb met wie ik samen kan werken. Ik voel mij vaak zo eenzaam.”
De Paashaas kijkt treurig voor zich uit en ik kan mij goed voorstellen wat hij voelt. Het is ook een eenzame baan.
“Je zei dat ‘het’ onmogelijk is, wat bedoel je met ‘het’? Vraag ik.
“Je gaat mij vast uitlachen als ik het zeg.”
“Ik beloof je dat ik je niet uit ga lachen” verzeker ik hem.”
“Ik zou zo graag Sinterklaas willen helpen.”
“Sinterklaas? Maar... “
“Zie je wel! Jij vindt het ook een dom idee.” Teleurgesteld kijkt de Paashaas van mij weg.
“Een dom idee? Nee geen dom idee, wel wat vreemd.... maar ik snap wel waarom je dat zou willen. Dan heb je de Pieten als collega’s en naast dat je in de nacht de cadeautjes rondbrengt waarbij de kinderen je niet zien, zijn er ook momenten dat de kinderen je wel zien en je wel contact met hen kan maken.”
“Precies! Dat is waar ik de afgelopen tijd steeds over droom, maar het is onmogelijk. Wat zullen de kinderen denken? Die snappen er waarschijnlijk helemaal niets van en raken helemaal in de war. Dat gaat Sinterklaas nooit toestaan en de ouders van de kinderen ook niet. Hulpen van Sinterklaas horen Pieten te zijn, geen Paashaas.”
Een diepe zucht volgt.
Bij mij begint er echter iets te kriebelen. Net zo’n onmogelijke gedachte als de droom van de Paashaas komt bij mij naar boven. Wat als het wel zou kunnen? Waarom eigenlijk niet? Alleen omdat het niet hoort? Wie bepaalt wat hoort?
“Weet je Paashaas, hoe weten we zeker dat de kinderen er van in de war zullen raken?”
“Nou de volwassenen roepen dat altijd als er een voorstel komt om iets wat altijd zo was te veranderen.”
“Daar heb je gelijk in” beaam ik, “maar wat nu als dit niet zo blijkt te zijn, wat nu als we vragen aan de kinderen wat zij er van vinden als jij Sinterklaas gaat helpen?”
Verbaasd kijkt de Paashaas mij aan.
“Hoe dan?”
“Gewoon met een briefje net als de vorige keer.”
Ik zie voor het eerst deze ochtend een lachje verschijnen op zijn gezicht.
“Zie je wel, het is geen toeval dat we elkaar hier vandaag weer ontmoet hebben. Ik wist dat jij mij zou kunnen helpen.”
Ik lach terug en een paar tellen later zitten we beiden weer te bulderen van het lachen op de steiger.
Als we wat tot rust zijn gekomen, gaan we serieus verder met plannen maken.
We schrijven een briefje voor de kinderen die de Paashaas, en ik ga dit keer gezellig mee, neer zullen leggen bij de verstopte eieren.
Met een voldaan gevoel blijven we nog een tijdje op de steiger zitten genietend van het zonnetje, ons opladen voor die avond en benieuwd naar hoe het af zal lopen.
De volgende dag gaan al vroeg de voordeuren open en rennen de kinderen naar buiten op zoek naar eieren. Overal hoor je gejuich als er weer een eitje gevonden is. Ouders kijken toe met een glimlach, sommigen zoeken mee. Dan klinkt de eerste verbaasde kreet als een briefje gevonden wordt. Kinderen lezen hem zelf of geven hem aan hun ouders om voor te lezen.
Gelukkig ligt het pontje aan mijn kant van de sloot. Even alles wat in mij zit geven om aan de overkant te komen, draaiend aan het wiel, in mijzelf 1-2, 1-2, 1-2, tellend. Het ritme helpt om het vol te houden.
Aan de overkant trek ik mijn slippers uit. Yes! Blote voeten op het zachte, koele gras. De molen in de verte geeft weer de richting aan waar ik naar toe wil.
Om mij heen kijkend, vraag ik mij af hoe het met de Paashaas zal gaan. Ik zal daar waarschijnlijk nooit achter komen, want hoe groot is de kans dat ik hem weer zal ontmoeten? Nihil!
Op het pad zitten tussen het gras heel veel distels, waardoor het een hindernisbaan lijkt om op te lopen. Ik moet heel veel moeite doen om ze te ontwijken. Ik word er eigenlijk wel vrolijk van, want het begint steeds meer op huppelpassen te lijken die ik maak.
Nog een paar meter en dan ben ik bij de steiger. Tot nu toe geen andere mensen tegen gekomen en ik zie ze ook niet in de verte, dus als ik geluk heb wordt het echt een uurtje rustig relaxen.
Eh... of toch niet...? Door het hoge riet was de steiger steeds niet te zien, maar nu zie ik twee lange oren tevoorschijn komen. Het zal toch niet... Zoveel toeval bestaat toch niet?
Toch wel! Op de steiger zie ik weer de Paashaas zitten. Pootjes onder zijn kin, staart hij nadenkend voor zich uit.
“Hé Paashaas, jij weer hier?”
“Hè? Hé! Jij ook?”
“Ja, had zin in een uurtje relaxen in de zon.”
“Ik ook. Ik hoopte hier antwoord te vinden op mijn vraag. Ik zat net aan jou te denken en aan een paar jaar geleden, toen je mij geholpen hebt.”
“Grappig, ik dacht daar toevallig ook aan. Hoe gaat het met je?”
“Nou, eh... ik weet niet of het toeval is of voorbestemd, maar ik denk dat ik je hulp wel weer kan gebruiken. Tenminste als je dat oké vindt.”
“Kom maar op, wat is er aan de hand?”
De Paashaas vervolgt: “Ik heb woensdag mijn jaarlijkse functioneringsgesprek en ik weet niet wat ik moet zeggen. Mijn baas zal dan vragen wat ik van mijn werk vind en of er iets is dat ik anders zou willen.”
“Hmmm.... En is er iets dat je anders zou willen?”
“Ja, maar dat durf ik niet te zeggen, want dat klinkt heel ondankbaar, plus het is toch onmogelijk.”
“Oh? Tegen mij kan je het wel zeggen toch. Wie weet kan ik je inderdaad helpen.”
“Ik vind op zich eitjes uitdelen wel leuk en dat ik de kinderen daar blij mee maak” zegt de Paashaas, “maar ik mis het zo dat ik geen contact heb met de kinderenen en ook dat ik geen collega’s heb met wie ik samen kan werken. Ik voel mij vaak zo eenzaam.”
De Paashaas kijkt treurig voor zich uit en ik kan mij goed voorstellen wat hij voelt. Het is ook een eenzame baan.
“Je zei dat ‘het’ onmogelijk is, wat bedoel je met ‘het’? Vraag ik.
“Je gaat mij vast uitlachen als ik het zeg.”
“Ik beloof je dat ik je niet uit ga lachen” verzeker ik hem.”
“Ik zou zo graag Sinterklaas willen helpen.”
“Sinterklaas? Maar... “
“Zie je wel! Jij vindt het ook een dom idee.” Teleurgesteld kijkt de Paashaas van mij weg.
“Een dom idee? Nee geen dom idee, wel wat vreemd.... maar ik snap wel waarom je dat zou willen. Dan heb je de Pieten als collega’s en naast dat je in de nacht de cadeautjes rondbrengt waarbij de kinderen je niet zien, zijn er ook momenten dat de kinderen je wel zien en je wel contact met hen kan maken.”
“Precies! Dat is waar ik de afgelopen tijd steeds over droom, maar het is onmogelijk. Wat zullen de kinderen denken? Die snappen er waarschijnlijk helemaal niets van en raken helemaal in de war. Dat gaat Sinterklaas nooit toestaan en de ouders van de kinderen ook niet. Hulpen van Sinterklaas horen Pieten te zijn, geen Paashaas.”
Een diepe zucht volgt.
Bij mij begint er echter iets te kriebelen. Net zo’n onmogelijke gedachte als de droom van de Paashaas komt bij mij naar boven. Wat als het wel zou kunnen? Waarom eigenlijk niet? Alleen omdat het niet hoort? Wie bepaalt wat hoort?
“Weet je Paashaas, hoe weten we zeker dat de kinderen er van in de war zullen raken?”
“Nou de volwassenen roepen dat altijd als er een voorstel komt om iets wat altijd zo was te veranderen.”
“Daar heb je gelijk in” beaam ik, “maar wat nu als dit niet zo blijkt te zijn, wat nu als we vragen aan de kinderen wat zij er van vinden als jij Sinterklaas gaat helpen?”
Verbaasd kijkt de Paashaas mij aan.
“Hoe dan?”
“Gewoon met een briefje net als de vorige keer.”
Ik zie voor het eerst deze ochtend een lachje verschijnen op zijn gezicht.
“Zie je wel, het is geen toeval dat we elkaar hier vandaag weer ontmoet hebben. Ik wist dat jij mij zou kunnen helpen.”
Ik lach terug en een paar tellen later zitten we beiden weer te bulderen van het lachen op de steiger.
Als we wat tot rust zijn gekomen, gaan we serieus verder met plannen maken.
We schrijven een briefje voor de kinderen die de Paashaas, en ik ga dit keer gezellig mee, neer zullen leggen bij de verstopte eieren.
Met een voldaan gevoel blijven we nog een tijdje op de steiger zitten genietend van het zonnetje, ons opladen voor die avond en benieuwd naar hoe het af zal lopen.
De volgende dag gaan al vroeg de voordeuren open en rennen de kinderen naar buiten op zoek naar eieren. Overal hoor je gejuich als er weer een eitje gevonden is. Ouders kijken toe met een glimlach, sommigen zoeken mee. Dan klinkt de eerste verbaasde kreet als een briefje gevonden wordt. Kinderen lezen hem zelf of geven hem aan hun ouders om voor te lezen.
|
Lieve kinderen,
Ik verstop ieder jaar weer heel veel eitjes voor jullie die jullie dan moeten vinden. Ik vind dit heel leuk om te doen, maar ik voel mij wel vaak eenzaam, omdat ik het zo alleen moet doen. Ik heb een vraag. Hoe vinden jullie het als ik Sinterklaas vraag of ik hem mag helpen? Ik lijk niet op een Piet, dus het is wel vreemd, maar ik heb dan wel Pieten om mee samen te werken en ik kan jullie zien en daar zou ik heel blij van worden. Willen jullie dit briefje rood kleuren als je het geen goed idee vindt en groen als je dat wel vindt en het dan op jullie voordeur hangen? Dan haal ik het vanavond op. Bedankt. De Paashaas |
|
Er klinken veel protesten, maar als je goed luistert zijn het vooral volwassen protesten. Overal zie je kinderen naar binnen gaan om het briefje te kleuren. Nog geen twee uur later hangen op bijna alle deuren groene briefjes. Hier en daar een rode, maar daar blijken geen kinderen te wonen, alleen volwassenen.
’s Avonds als het donker is lopen de Paashaas en ik langs alle huizen en verzamelen de briefjes. We worden steeds blijer als we zien dat alle, door kinderen gekleurde briefjes, groen zijn.
Met alle briefjes in zijn mand lopen de Paashaas en ik naar de steiger.
“En nu?” vraagt de Paashaas.
“En nu... nu ga je woensdag naar het funtioneringsgesprek en neem je deze briefjes mee en vertel je over je droom.”
“Maar zal zij niet boos worden?”
“Waarom?”
“Omdat ik dit gedaan heb.”
“Waarom? Omdat je initiatief hebt getoond, aan de slag bent gegaan om een oplossing te vinden. Ik denk niet dat daar iemand boos om zal worden.”
“En wat zal Sinterklaas er van vinden. Hoe weet ik of hij het goed zal vinden?”
“Dat weet je niet zeker, maar Sinterklaas kennende staat hij altijd open voor veranderingen, zolang het maar goed is voor de kinderen.”
“Ik vind het wel spannend.”
“Dat snap ik. Denk positief, dan komt alles goed.”
We geven elkaar een knuffel en dan ga ik naar huis. Benieuwd naar hoe het af zal lopen, maar dat zal ik pas weten als Sinterklaas weer naar Nederland komt. Dan zullen we zien of er tussen alle gekleurde Pieten ook een hele bijzondere, bruine met twee lange oren loopt.
’s Avonds als het donker is lopen de Paashaas en ik langs alle huizen en verzamelen de briefjes. We worden steeds blijer als we zien dat alle, door kinderen gekleurde briefjes, groen zijn.
Met alle briefjes in zijn mand lopen de Paashaas en ik naar de steiger.
“En nu?” vraagt de Paashaas.
“En nu... nu ga je woensdag naar het funtioneringsgesprek en neem je deze briefjes mee en vertel je over je droom.”
“Maar zal zij niet boos worden?”
“Waarom?”
“Omdat ik dit gedaan heb.”
“Waarom? Omdat je initiatief hebt getoond, aan de slag bent gegaan om een oplossing te vinden. Ik denk niet dat daar iemand boos om zal worden.”
“En wat zal Sinterklaas er van vinden. Hoe weet ik of hij het goed zal vinden?”
“Dat weet je niet zeker, maar Sinterklaas kennende staat hij altijd open voor veranderingen, zolang het maar goed is voor de kinderen.”
“Ik vind het wel spannend.”
“Dat snap ik. Denk positief, dan komt alles goed.”
We geven elkaar een knuffel en dan ga ik naar huis. Benieuwd naar hoe het af zal lopen, maar dat zal ik pas weten als Sinterklaas weer naar Nederland komt. Dan zullen we zien of er tussen alle gekleurde Pieten ook een hele bijzondere, bruine met twee lange oren loopt.