Het mysterie van de 3 fietsen
Versie 2
Hieronder een tweede verhaalversie over de drie blauwgrijze fietsen (zie Fietsenmysterie), ontstaan naar aanleiding van 2 nieuwe zwarte fietsen die een tijd bij station Breukelen bleven staan.
9 augustus 2021
Mijn oog valt op 2 zwarte fietsen, aan elkaar gekoppeld met een fietsketting, net als de 3 blauwgrijze fietsen uit het verhaal ‘Het Fietsenmysterie’.
13 augustus 2021
De fietsen staan er nog steeds. Een weekje weg? Zou kunnen! Of......mijn fantasie begint al weer wat te werken...
20 augustus 2021
Nog steeds staan de fietsen er. Misschien zijn ze op vakantie. Of....... zullen deze dan misschien toch ook.....
24 augustus 2021
Ze staan er nu al bijna 3 weken. Kan nog steeds vakantie zijn, maar toch wel gek. En wat doet dat witte busje toch steeds bij de fietsenstalling? Zou er iets aan de hand zijn?
===============================================================================================
Wat er gebeurd is:
6 augustus 2021
‘Ik wil het niet, ik wil het echt niet, niet weer.’ Maarten schudt zijn hoofd en probeert zo de gedachten die in zijn hoofd rondmalen weg te krijgen. ‘Ik kan het niet. Het gaat nu toch veel beter met mij.’
===============================================================================================
Een jaar geleden
Maarten voelde zich al langere tijd niet lekker in zijn vel zitten. Zijn werk gaf hem geen voldoening meer. Zijn vrienden leken allemaal andere interesses te hebben gekregen, ze waren uit elkaar gegroeid. En de liefde tussen zijn vriendin en hem was ook uitgedoofd als een stompje kaars.
Als je aan een willekeurig iemand die Maarten kende, zou vragen wat voor een man Maarten was, zouden ze allemaal beamen dat hij een rustige, vriendelijke, bescheiden, behulpzame maar wat onopvallende man was.
Dat zouden ze niet meer zeggen als ze wisten wat er zomaar met iemand kan gebeuren als het leven niet mee zit.
Overal om zich heen zag Maarten vrolijke mensen. Irritant vrolijke mensen. Vooral als hij vrienden of stelletjes zag die lol hadden met elkaar gingen zijn haren overeind staan van ergernis. Hij kon het niet meer aanzien anderen te zien die zich gelukkig voelden. Met zijn verstand kon hij bedenken dat dit onzin was, maar iets in hem werd getriggerd. Een kant van hem die hij nog niet eerder had opgemerkt. Zoveel woede die in hem ontstond. Omdat dit gevoel zo nieuw was wist hij niet hoe hij er mee om moest gaan. Soms ging hij met de auto rijden en dan heel hard meeschreeuwen met muziek, of zomaar schreeuwen, liefst met de raampjes open, zodat zijn woede alle vrijheid kreeg. Meestal drukte hij het weg, zocht afleiding in tv of computer. Op de achtergrond bleef de woede echter aan hem vreten. Steeds meer vreten tot het moment dat hij het niet meer kon händelen.
===============================================================================================
Hij stond met zijn volkswagenbusje zoals iedere week op vrijdag bij de fietsenstalling van het station in Breukelen. Het was rustig. Hij had zijn wekelijkse klusjes daar gedaan en zat uit te rusten in de zijopening van het busje dat uitkeek op de parkeerplaats achter Hotel Breukelen. Hij was van de weg af niet te zien. Wat spelend met zijn vuisthamer hoorde hij achter zich gelach. Hij stond op en keek in de richting waar het gelach vandaan kwam. Drie jonge mannen, van zo’n jaar of 20, met drie identieke blauwgrijze fietsen waren aangekomen in de fietsenstalling. Zij zetten hun fietsen in het rek. Ze letten niet op hem. Hij voelde zich genegeerd, waardoor zijn woede nog meer werd aangewakkerd. Ze bleven staan kletsen en lachen bij hun fietsen, blijkbaar hadden ze geen haast.
Voor hij door had wat hij deed hoorde hij zichzelf heel hard “help, help” roepen. Hij maakte zich klaar voor datgene wat hij van plan was te gaan doen. De vuisthamer hield hij stevig vast. De spieren van zijn bovenarmen spanden zich, het zwarte T-shirt dat hij aanhad, spande zich om zijn dikke spierballen, gekregen door de vele avonden krachttraining in de sportschool. Eén voor één verschenen de jongens voor hem en voordat zij er erg in hadden kregen zij een klap tegen hun hoofd van de vuisthamer en vielen zij versuft op de grond. Maarten reageerde razendsnel door de drie jongens het busje in te trekken. Eén jongen kwam al weer een beetje bij. Maarten pakte snel de vuisthamer op en sloeg hem nog een keer tegen zijn hoofd. Hij pakte de rol touw die hij altijd in het busje had liggen en bond de handen van de jongens op hun rug en bond daarna hun voeten aan elkaar. Hij had geluk dat hij net die ochtend een groot deel van de inventaris uit het busje had gehaald, omdat hij uit wilde zoeken wat hij daarvan nog nodig had en wat weg kon. Hierdoor was er meer ruimte dan anders. Door de adrenaline die de afgelopen minuten door zijn lijf was gegaan was hij zich eigenlijk niet eens echt bewust van wat hij deed. Nu de jongens daar zo lagen in het busje en hij op hen neerkeek, begon hij zich pas te realiseren wat hij gedaan had. In blinde woede had hij gehandeld, maar wat nu. Wat moest hij met die drie jongens doen?
Hij ging zitten op het bankje dat hij aan de zijkant van het busje gemaakt had en legde zijn hoofd in zijn handen. Hij ademde nog zwaar door de kracht die het hem had gekost om te doen wat hij had gedaan.
“Wat had hij gedaan? Hoe had hij dit kunnen doen? Wat was er met hem gebeurd?” De waas die in zijn hoofd had gezeten leek langzaam weg te zakken waardoor hij weer helderder kon denken.
Hij keek naar de drie jongens. Waar waren zij naar op weg geweest? Zouden ze gemist worden? Hij stapte uit het busje en liep naar de fietsen toe. Daar stonden nog 3 rugtassen. Hij nam ze mee naar het busje en gooide ze bij de jongens. De jongens waren nog niet bijgekomen. Hij stapte voorin het busje, startte de auto en reed weg. Hij had nog geen idee waar hij heen zou gaan, maar wist wel dat hij weg moest. Zou hij naar zijn eigen huis gaan? Dat was niet handig, daar was geen mogelijkheid om de jongens ongezien uit het busje te halen. Ineens schoot hem de boerderij van zijn oma te binnen. Deze stond al langere tijd leeg, omdat zijn oma naar een verpleeghuis was gegaan. De boerderij stond te koop, maar tot nu toe waren er nog geen belangstellenden geweest. Waarschijnlijk omdat het te afgelegen lag en te veel onderhoud vergde. Dat afgelegen liggen zou nu juist goed uitkomen. Dat werd het dus, de boerderij van zijn oma en daar zou hij wel verder zien.
De rit naar de boerderij duurde niet lang. Onderweg had hij zichzelf weer opgefokt door alle gedachten die door hem heen waren gegaan. Gedachten van jaloezie op die 3 jongens die het blijkbaar zo goed hadden gehad. De metal-rock-cd die hij standaard in de cd-speler van het busje had zitten had hij keihard aangezet en met de ramen open had hij meegeschreeuwd. Bij de boerderij aangekomen was hij uitgestapt en had de schuifdeur van het busje opengeschoven om te kijken hoe het met de jongens ging. Twee jongens lagen nog steeds knock-out in de bus, eentje leek wat bij te komen. Voor de zekerheid gaf hij die ene nog een klap met de vuisthamer.
Hij liep naar de boerderij en bedacht waar hij de jongens voor nu zou laten. Wat hij daarna met ze zou doen, was van latere zorg. De betonnen silo achter de boerderij leek hem een geschikte plek. Te hoog om er uit te klimmen en de deur die onderin de silo zat kon hij van buitenaf op slot doen. Hij reed het busje naar de silo toe, stapte uit en opende de deur van de silo.
In het busje waren inmiddels ook de andere twee jongens aan het bijkomen. Het leek Maarten steeds makkelijker af te gaan om ze een tik met de vuisthamer te geven. Als hij heel eerlijk was, gaf het ook wel een soort kick, zoveel macht te hebben. Eén voor één sleepte hij de jongens de silo in en legde ze op de grond. Er was nog wat graan achtergebleven na de laatste keer dat hij geleegd was. Daar lagen ze voorlopig wel goed.
Hij sloot de deur van de silo achter zich en besloot een kop koffie te drinken in de boerderij en een plan te bedenken wat hij verder met de jongens zou gaan doen. Hij had het hele weekend voor zich om dat te doen, hij zou niet gemist worden. Niemand miste hem meer, hoogstens op zijn werk.
Aan tafel met een beker koffie die hij gezet had van de koffie die nog in één van de keukenkastjes stond, liet hij zijn gedachten gaan over de opties die hij had.
De jongens hadden hem gezien, dus zouden hem herkennen en aangeven als hij ze liet gaan, dat was dus geen optie. Hier eeuwig laten blijven ook niet, want op een dag zou de boerderij verkocht worden en dan... nou ja dat kon iedere gek wel bedenken. Hij moest dus van ze af zien te komen, maar hoe? Hij had nog nooit zoiets gedaan. De stem van zijn geweten probeerde af en toe tegen hem in te gaan. Wegvluchten en ergens een anoniem briefje achterlaten waar de jongens zijn, zodat ze gevonden konden worden. Dat zou hij eigenlijk moeten doen, maar nee... dat was geen optie. Hij moest iets drastisch doen. Bij die gedachte voelde hij een rilling door zijn lijf gaan, niet van de kou, maar van opwinding. Hoe zou het zijn om ze van het leven te beroven? Hij zou daar snel genoeg achter komen, want dat was de enige mogelijkheid.
In de silo werd graan of water bewaard. Aan graan was moeilijk te komen, maar water was geen probleem. Er was een aansluiting met een waterleiding bij de silo. Hij zag al voor zich hoe de silo langzaam maar gestaag vol zou lopen, hoe de jongens zouden vechten voor hun leven, maar het uiteindelijk op zou moeten geven.
Hij pakte nog een tweede kop koffie en mijmerde nog even over wat hij ging doen.
===============================================================================================
In de silo kwamen de jongens één voor één bij. Nog wat suf keken ze rond en zagen elkaar. “Waar zijn we?” “Wat is er gebeurd?” Ze praatten alle drie door elkaar. De lange stond op en liep wat rond. “We lijken wel in een betonnen cilinder te zitten.” Hij liep naar de deur, probeerde hem open te krijgen, maar wat hij ook deed, de deur gaf geen millimeter mee. De kleine schudde zijn armen en benen los om de stijfheid te laten verdwijnen. De magere begon te schreeuwen. “Laat ons er uit. Help. Help”.
===============================================================================================
Maarten stond op nadat hij zijn tweede kopje koffie op had en liep naar buiten. ‘Even kijken of de waterleiding het nog doet, anders gaat het hele plan niet door’. Hij hoorde geluid uit de richting van de silo komen. De jongens waren dus bij bewustzijn. Was dat nou een voordeel of juist niet? Hij zou het straks merken. Hij liep naar de kraan van de waterleiding. Draaide er aan en ondanks dat hij al langere tijd niet gebruikt was ging dat soepel. Het water ruiste door de leiding naar de ingang van de silo. Weer hoorde hij geluiden uit de silo. Geschreeuw. ‘Ha, het water had de binnenkant van de silo bereikt’. Maarten nam de trap naar boven zodat hij van boven in de silo kon kijken wat er gebeurde. Het water liep sneller de silo in dan hij verwacht had. De jongens ploeterden door het water heen. Eén jongen probeerde de deur open te maken, maar nu met dat water er tegenaan was het al helemaal onmogelijk. Maarten had geluk dat de deur naar binnen toe open ging, anders had de waterdruk er misschien nog voor kunnen zorgen dat de deur juist wel open zou gaan.
Naarmate het water steeg voelde Maarten steeds meer opwinding. De jongens hadden hem nog niet gezien. Hij zag wel de angst in hun ogen, hun geworstel, de paniek en hij kon er niets aan doen, maar iets in hem werd geraakt. Hij voelde een soort voldoening. Dit soort jongens hadden hem vroeger gepest en uitgelachen. Net zo gelachen als dat deze jongens bij het station hadden gedaan. Hij voelde een lach opborrelen... de ultieme wraak... De jongens keerden zich naar het geluid van het gelach, zij zagen hem en schreeuwden dat hij hen moest helpen. Maarten wilde alleen maar toekijken. Toekijken en lachen zoals die jongens van vroeger gedaan hadden, toekijken en lachen hoe hij drijfnat en smerig van de modder uit de sloot kroop nadat zij hem erin hadden geduwd met fiets en schooltas. Toekijken en lachen hoe hij bont en blauw bleef liggen nadat ze hem in elkaar geslagen hadden.
===============================================================================================
De jongens werden steeds vermoeider van het watertrappelen om boven te blijven. De paniek in hun ogen werd groter. Schreeuwen ging niet meer, want dan liep het water hun mond in. Het water stond hen nu letterlijk tot aan de lippen. De magere jongen zou het niet lang meer volhouden. De lange deed nog het meest zijn best om boven te blijven en bleef zoeken naar een soort houvast. In de silo was dit nergens te vinden. Het was een hoge, gladde, betonnen wand. De magere jongen was de eerste die naar beneden zonk, bijna een dankbare blik in zijn ogen, omdat de ellende voorbij zou zijn. De kleine jongen volgde al snel. De lange jongen bleef naar hem kijken met een felle blik in zijn ogen, hij wilde niet toegeven dat ook hij verslagen was, maar moest uiteindelijk ook opgeven en zakte naar beneden.
===============================================================================================
Maarten liep de trap af naar beneden en naar de boerderij. Zijn gevoel van voldoening, opwinding, bijna euforie, was weggezakt. De blik van de lange jongen bleef hangen. Wat had hij gedaan? Waar kwam dat verlangen naar wraak ineens vandaan?
Hij besloot zo snel mogelijk terug te gaan naar zijn huis en het voorval te vergeten. Voordat hij ging wiste hij alle sporen die naar hem zouden kunnen leiden uit. Wat er zou gebeuren als de boerderij verkocht zou worden en de jongens gevonden zouden worden, zou hij dan wel zien.
===============================================================================================
6 augustus 2021
Inmiddels is het een jaar geleden. Het afgelopen jaar is het redelijk goed gegaan. Maarten heeft zijn uiterste best gedaan om niet meer aan het gebeurde te denken. Dit was makkelijker, omdat de boerderij nog steeds niet verkocht is en de jongens nog niet gevonden zijn. Niemand lijkt echt moeite te doen om de boerderij te verkopen en Maarten zal hier nu zeker niet achteraangaan.
Maar hij kan niet meer stoppen met denken aan het gebeurde en dan met name aan het opwindende gevoel dat hij toen had. Er komt een verlangen bij hem naar boven, een verlangen naar meer, naar weer. Hij probeert het te negeren, maar weet niet hoe lang dit nog gaat lukken. Altijd als hij bij het station in Breukelen werkt zorgt hij er voor dat hij muziek op heeft staan op een koptelefoon zodat hij zo goed als niets hoort van de omringende geluiden. Dit heeft tot nu geholpen, maar voor hoelang?
9 augustus 2021
Mijn oog valt op 2 zwarte fietsen, aan elkaar gekoppeld met een fietsketting, net als de 3 blauwgrijze fietsen uit het verhaal ‘Het Fietsenmysterie’.
13 augustus 2021
De fietsen staan er nog steeds. Een weekje weg? Zou kunnen! Of......mijn fantasie begint al weer wat te werken...
20 augustus 2021
Nog steeds staan de fietsen er. Misschien zijn ze op vakantie. Of....... zullen deze dan misschien toch ook.....
24 augustus 2021
Ze staan er nu al bijna 3 weken. Kan nog steeds vakantie zijn, maar toch wel gek. En wat doet dat witte busje toch steeds bij de fietsenstalling? Zou er iets aan de hand zijn?
===============================================================================================
Wat er gebeurd is:
6 augustus 2021
‘Ik wil het niet, ik wil het echt niet, niet weer.’ Maarten schudt zijn hoofd en probeert zo de gedachten die in zijn hoofd rondmalen weg te krijgen. ‘Ik kan het niet. Het gaat nu toch veel beter met mij.’
===============================================================================================
Een jaar geleden
Maarten voelde zich al langere tijd niet lekker in zijn vel zitten. Zijn werk gaf hem geen voldoening meer. Zijn vrienden leken allemaal andere interesses te hebben gekregen, ze waren uit elkaar gegroeid. En de liefde tussen zijn vriendin en hem was ook uitgedoofd als een stompje kaars.
Als je aan een willekeurig iemand die Maarten kende, zou vragen wat voor een man Maarten was, zouden ze allemaal beamen dat hij een rustige, vriendelijke, bescheiden, behulpzame maar wat onopvallende man was.
Dat zouden ze niet meer zeggen als ze wisten wat er zomaar met iemand kan gebeuren als het leven niet mee zit.
Overal om zich heen zag Maarten vrolijke mensen. Irritant vrolijke mensen. Vooral als hij vrienden of stelletjes zag die lol hadden met elkaar gingen zijn haren overeind staan van ergernis. Hij kon het niet meer aanzien anderen te zien die zich gelukkig voelden. Met zijn verstand kon hij bedenken dat dit onzin was, maar iets in hem werd getriggerd. Een kant van hem die hij nog niet eerder had opgemerkt. Zoveel woede die in hem ontstond. Omdat dit gevoel zo nieuw was wist hij niet hoe hij er mee om moest gaan. Soms ging hij met de auto rijden en dan heel hard meeschreeuwen met muziek, of zomaar schreeuwen, liefst met de raampjes open, zodat zijn woede alle vrijheid kreeg. Meestal drukte hij het weg, zocht afleiding in tv of computer. Op de achtergrond bleef de woede echter aan hem vreten. Steeds meer vreten tot het moment dat hij het niet meer kon händelen.
===============================================================================================
Hij stond met zijn volkswagenbusje zoals iedere week op vrijdag bij de fietsenstalling van het station in Breukelen. Het was rustig. Hij had zijn wekelijkse klusjes daar gedaan en zat uit te rusten in de zijopening van het busje dat uitkeek op de parkeerplaats achter Hotel Breukelen. Hij was van de weg af niet te zien. Wat spelend met zijn vuisthamer hoorde hij achter zich gelach. Hij stond op en keek in de richting waar het gelach vandaan kwam. Drie jonge mannen, van zo’n jaar of 20, met drie identieke blauwgrijze fietsen waren aangekomen in de fietsenstalling. Zij zetten hun fietsen in het rek. Ze letten niet op hem. Hij voelde zich genegeerd, waardoor zijn woede nog meer werd aangewakkerd. Ze bleven staan kletsen en lachen bij hun fietsen, blijkbaar hadden ze geen haast.
Voor hij door had wat hij deed hoorde hij zichzelf heel hard “help, help” roepen. Hij maakte zich klaar voor datgene wat hij van plan was te gaan doen. De vuisthamer hield hij stevig vast. De spieren van zijn bovenarmen spanden zich, het zwarte T-shirt dat hij aanhad, spande zich om zijn dikke spierballen, gekregen door de vele avonden krachttraining in de sportschool. Eén voor één verschenen de jongens voor hem en voordat zij er erg in hadden kregen zij een klap tegen hun hoofd van de vuisthamer en vielen zij versuft op de grond. Maarten reageerde razendsnel door de drie jongens het busje in te trekken. Eén jongen kwam al weer een beetje bij. Maarten pakte snel de vuisthamer op en sloeg hem nog een keer tegen zijn hoofd. Hij pakte de rol touw die hij altijd in het busje had liggen en bond de handen van de jongens op hun rug en bond daarna hun voeten aan elkaar. Hij had geluk dat hij net die ochtend een groot deel van de inventaris uit het busje had gehaald, omdat hij uit wilde zoeken wat hij daarvan nog nodig had en wat weg kon. Hierdoor was er meer ruimte dan anders. Door de adrenaline die de afgelopen minuten door zijn lijf was gegaan was hij zich eigenlijk niet eens echt bewust van wat hij deed. Nu de jongens daar zo lagen in het busje en hij op hen neerkeek, begon hij zich pas te realiseren wat hij gedaan had. In blinde woede had hij gehandeld, maar wat nu. Wat moest hij met die drie jongens doen?
Hij ging zitten op het bankje dat hij aan de zijkant van het busje gemaakt had en legde zijn hoofd in zijn handen. Hij ademde nog zwaar door de kracht die het hem had gekost om te doen wat hij had gedaan.
“Wat had hij gedaan? Hoe had hij dit kunnen doen? Wat was er met hem gebeurd?” De waas die in zijn hoofd had gezeten leek langzaam weg te zakken waardoor hij weer helderder kon denken.
Hij keek naar de drie jongens. Waar waren zij naar op weg geweest? Zouden ze gemist worden? Hij stapte uit het busje en liep naar de fietsen toe. Daar stonden nog 3 rugtassen. Hij nam ze mee naar het busje en gooide ze bij de jongens. De jongens waren nog niet bijgekomen. Hij stapte voorin het busje, startte de auto en reed weg. Hij had nog geen idee waar hij heen zou gaan, maar wist wel dat hij weg moest. Zou hij naar zijn eigen huis gaan? Dat was niet handig, daar was geen mogelijkheid om de jongens ongezien uit het busje te halen. Ineens schoot hem de boerderij van zijn oma te binnen. Deze stond al langere tijd leeg, omdat zijn oma naar een verpleeghuis was gegaan. De boerderij stond te koop, maar tot nu toe waren er nog geen belangstellenden geweest. Waarschijnlijk omdat het te afgelegen lag en te veel onderhoud vergde. Dat afgelegen liggen zou nu juist goed uitkomen. Dat werd het dus, de boerderij van zijn oma en daar zou hij wel verder zien.
De rit naar de boerderij duurde niet lang. Onderweg had hij zichzelf weer opgefokt door alle gedachten die door hem heen waren gegaan. Gedachten van jaloezie op die 3 jongens die het blijkbaar zo goed hadden gehad. De metal-rock-cd die hij standaard in de cd-speler van het busje had zitten had hij keihard aangezet en met de ramen open had hij meegeschreeuwd. Bij de boerderij aangekomen was hij uitgestapt en had de schuifdeur van het busje opengeschoven om te kijken hoe het met de jongens ging. Twee jongens lagen nog steeds knock-out in de bus, eentje leek wat bij te komen. Voor de zekerheid gaf hij die ene nog een klap met de vuisthamer.
Hij liep naar de boerderij en bedacht waar hij de jongens voor nu zou laten. Wat hij daarna met ze zou doen, was van latere zorg. De betonnen silo achter de boerderij leek hem een geschikte plek. Te hoog om er uit te klimmen en de deur die onderin de silo zat kon hij van buitenaf op slot doen. Hij reed het busje naar de silo toe, stapte uit en opende de deur van de silo.
In het busje waren inmiddels ook de andere twee jongens aan het bijkomen. Het leek Maarten steeds makkelijker af te gaan om ze een tik met de vuisthamer te geven. Als hij heel eerlijk was, gaf het ook wel een soort kick, zoveel macht te hebben. Eén voor één sleepte hij de jongens de silo in en legde ze op de grond. Er was nog wat graan achtergebleven na de laatste keer dat hij geleegd was. Daar lagen ze voorlopig wel goed.
Hij sloot de deur van de silo achter zich en besloot een kop koffie te drinken in de boerderij en een plan te bedenken wat hij verder met de jongens zou gaan doen. Hij had het hele weekend voor zich om dat te doen, hij zou niet gemist worden. Niemand miste hem meer, hoogstens op zijn werk.
Aan tafel met een beker koffie die hij gezet had van de koffie die nog in één van de keukenkastjes stond, liet hij zijn gedachten gaan over de opties die hij had.
De jongens hadden hem gezien, dus zouden hem herkennen en aangeven als hij ze liet gaan, dat was dus geen optie. Hier eeuwig laten blijven ook niet, want op een dag zou de boerderij verkocht worden en dan... nou ja dat kon iedere gek wel bedenken. Hij moest dus van ze af zien te komen, maar hoe? Hij had nog nooit zoiets gedaan. De stem van zijn geweten probeerde af en toe tegen hem in te gaan. Wegvluchten en ergens een anoniem briefje achterlaten waar de jongens zijn, zodat ze gevonden konden worden. Dat zou hij eigenlijk moeten doen, maar nee... dat was geen optie. Hij moest iets drastisch doen. Bij die gedachte voelde hij een rilling door zijn lijf gaan, niet van de kou, maar van opwinding. Hoe zou het zijn om ze van het leven te beroven? Hij zou daar snel genoeg achter komen, want dat was de enige mogelijkheid.
In de silo werd graan of water bewaard. Aan graan was moeilijk te komen, maar water was geen probleem. Er was een aansluiting met een waterleiding bij de silo. Hij zag al voor zich hoe de silo langzaam maar gestaag vol zou lopen, hoe de jongens zouden vechten voor hun leven, maar het uiteindelijk op zou moeten geven.
Hij pakte nog een tweede kop koffie en mijmerde nog even over wat hij ging doen.
===============================================================================================
In de silo kwamen de jongens één voor één bij. Nog wat suf keken ze rond en zagen elkaar. “Waar zijn we?” “Wat is er gebeurd?” Ze praatten alle drie door elkaar. De lange stond op en liep wat rond. “We lijken wel in een betonnen cilinder te zitten.” Hij liep naar de deur, probeerde hem open te krijgen, maar wat hij ook deed, de deur gaf geen millimeter mee. De kleine schudde zijn armen en benen los om de stijfheid te laten verdwijnen. De magere begon te schreeuwen. “Laat ons er uit. Help. Help”.
===============================================================================================
Maarten stond op nadat hij zijn tweede kopje koffie op had en liep naar buiten. ‘Even kijken of de waterleiding het nog doet, anders gaat het hele plan niet door’. Hij hoorde geluid uit de richting van de silo komen. De jongens waren dus bij bewustzijn. Was dat nou een voordeel of juist niet? Hij zou het straks merken. Hij liep naar de kraan van de waterleiding. Draaide er aan en ondanks dat hij al langere tijd niet gebruikt was ging dat soepel. Het water ruiste door de leiding naar de ingang van de silo. Weer hoorde hij geluiden uit de silo. Geschreeuw. ‘Ha, het water had de binnenkant van de silo bereikt’. Maarten nam de trap naar boven zodat hij van boven in de silo kon kijken wat er gebeurde. Het water liep sneller de silo in dan hij verwacht had. De jongens ploeterden door het water heen. Eén jongen probeerde de deur open te maken, maar nu met dat water er tegenaan was het al helemaal onmogelijk. Maarten had geluk dat de deur naar binnen toe open ging, anders had de waterdruk er misschien nog voor kunnen zorgen dat de deur juist wel open zou gaan.
Naarmate het water steeg voelde Maarten steeds meer opwinding. De jongens hadden hem nog niet gezien. Hij zag wel de angst in hun ogen, hun geworstel, de paniek en hij kon er niets aan doen, maar iets in hem werd geraakt. Hij voelde een soort voldoening. Dit soort jongens hadden hem vroeger gepest en uitgelachen. Net zo gelachen als dat deze jongens bij het station hadden gedaan. Hij voelde een lach opborrelen... de ultieme wraak... De jongens keerden zich naar het geluid van het gelach, zij zagen hem en schreeuwden dat hij hen moest helpen. Maarten wilde alleen maar toekijken. Toekijken en lachen zoals die jongens van vroeger gedaan hadden, toekijken en lachen hoe hij drijfnat en smerig van de modder uit de sloot kroop nadat zij hem erin hadden geduwd met fiets en schooltas. Toekijken en lachen hoe hij bont en blauw bleef liggen nadat ze hem in elkaar geslagen hadden.
===============================================================================================
De jongens werden steeds vermoeider van het watertrappelen om boven te blijven. De paniek in hun ogen werd groter. Schreeuwen ging niet meer, want dan liep het water hun mond in. Het water stond hen nu letterlijk tot aan de lippen. De magere jongen zou het niet lang meer volhouden. De lange deed nog het meest zijn best om boven te blijven en bleef zoeken naar een soort houvast. In de silo was dit nergens te vinden. Het was een hoge, gladde, betonnen wand. De magere jongen was de eerste die naar beneden zonk, bijna een dankbare blik in zijn ogen, omdat de ellende voorbij zou zijn. De kleine jongen volgde al snel. De lange jongen bleef naar hem kijken met een felle blik in zijn ogen, hij wilde niet toegeven dat ook hij verslagen was, maar moest uiteindelijk ook opgeven en zakte naar beneden.
===============================================================================================
Maarten liep de trap af naar beneden en naar de boerderij. Zijn gevoel van voldoening, opwinding, bijna euforie, was weggezakt. De blik van de lange jongen bleef hangen. Wat had hij gedaan? Waar kwam dat verlangen naar wraak ineens vandaan?
Hij besloot zo snel mogelijk terug te gaan naar zijn huis en het voorval te vergeten. Voordat hij ging wiste hij alle sporen die naar hem zouden kunnen leiden uit. Wat er zou gebeuren als de boerderij verkocht zou worden en de jongens gevonden zouden worden, zou hij dan wel zien.
===============================================================================================
6 augustus 2021
Inmiddels is het een jaar geleden. Het afgelopen jaar is het redelijk goed gegaan. Maarten heeft zijn uiterste best gedaan om niet meer aan het gebeurde te denken. Dit was makkelijker, omdat de boerderij nog steeds niet verkocht is en de jongens nog niet gevonden zijn. Niemand lijkt echt moeite te doen om de boerderij te verkopen en Maarten zal hier nu zeker niet achteraangaan.
Maar hij kan niet meer stoppen met denken aan het gebeurde en dan met name aan het opwindende gevoel dat hij toen had. Er komt een verlangen bij hem naar boven, een verlangen naar meer, naar weer. Hij probeert het te negeren, maar weet niet hoe lang dit nog gaat lukken. Altijd als hij bij het station in Breukelen werkt zorgt hij er voor dat hij muziek op heeft staan op een koptelefoon zodat hij zo goed als niets hoort van de omringende geluiden. Dit heeft tot nu geholpen, maar voor hoelang?
Kijk voor meer informatie over Cozon Creatief en wat ik nog meer te bieden heb bij de pagina's Over CoZon Creatief, Coaching, Workshops, Eigen werk, Blogs.