Jeugdboekenhelden-reünie
De opdracht: Er komt een reünie van helden uit jeugdboeken. Alle helden zijn uitgenodigd, één held wil echter niet komen. Vertel het verhaal waarom niet en hoe dat verder gaat.
Hier vind je de ingesproken versie van Jeugdboekenheldenreünie =>
|
|
|
Vier Vrienden - Het boek dat er nooit is gekomen
(Gebaseerd op de boeken van Piet Prins)
Bram van Zanten heeft een lange dag gehad. De ene vergadering na de andere. De laatste tijd twijfelt hij of hij nog wel verder wil met deze kantoorbaan. Hij had vroeger zulke andere ideeën over wat hij later zou gaan doen. Daar viel een kantoorbaan zeker niet onder. Soms kan het leven echter heel anders lopen, waardoor je gedwongen wordt keuzes te maken die niet de keuzes zijn die je eigenlijk zou willen.
Hij opent in gedachten verzonken de voordeur van zijn huis, pakt automatisch de post van de grond en legt deze op de tafel in de woonkamer. Straks maar even naar kijken, zal wel weer niets bijzonders zijn.
Voordat hij zijn jas en schoenen uit doet in de hal, gaat hij eerst naar de keuken een kant & klaar-maaltijd in de magnetron zetten. Terwijl hij wacht op het signaal van de magnetron die aangeeft dat de maaltijd klaar is, trekt hij zijn stropdas los en gooit hem op de bank, maakt de bovenste knoopjes van zijn overhemd los en pakt de post. Folders, folders en nog meer folders. Hij moet toch eens zo’n ja-nee-sticker voor op de brievenbus bestellen. Verder de regiokrant en een blauwe enveloppe. Als hij de folders in de doos voor het oud papier gooit valt er een enveloppe tussenuit. Hij wil het eerst laten liggen, zal wel van de postcodeloterij zijn, maar pakt hem dan toch uit de doos.
Het is een gewone witte enveloppe, niet van een bedrijf of iets dergelijks.
De magnetron piept, hij loopt naar de keuken om de maaltijd te pakken en scheurt ondertussen de enveloppe open.
Hij gaat zitten op de bank in de woonkamer en eten. Gatver, weer die boerenkoolschotel. Deze is echt vies. Zo kijken of er nog meer in de koelkast liggen, want dan kunnen die weg. Hij is normaal niet van het weggooien, maar deze is echt niet te eten.
Hij pakt de enveloppe van de tafel en opent hem. Er zit een kleurig dubbelgevouwen papier in. Voorop: ‘Uitnodiging Reünie’. Hé, een uitnodiging voor een reünie van de universiteit misschien? Hij vouwt de uitnodiging open en ziet dan een collage van jeugdboekenhelden, daarnaast de woorden:
Uitnodiging Jeugdboekenheldenreünie
Datum: 20 juni 2021
Tijd: 20.00 uur
Locatie: Dierentuin van Lotje
Graag z.s.m. doorgeven of je komt via
Email: [email protected] of
[email protected]
Wij hopen je te zien op 20 juni
Bram verschiet van kleur en staart voor zich uit, de uitnodiging glijdt uit zijn handen.
Jeugdboekenhelden. Herinneringen dringen zich op. Herinneringen die hij zo heeft geprobeerd te vergeten. Een jeugdboekenheld is hij inderdaad geweest. Eén van de vier helden uit de boeken van Piet Prins.
Het laatste boek leek zo veelbelovend, maar Piet heeft hem uiteindelijk nooit afgeschreven. Dat wat gebeurd was had nooit moeten gebeuren. Het was een ongeluk, maar wel een ongeluk met verstrekkende gevolgen. Bram wil er niet aan denken, maar het lukt hem niet om gedachten aan de gebeurtenissen van die dag terug te dringen.
Piet had hen de dag daarvoor verteld wat de basis van het nieuwe boek zou worden. Zo te horen kon het nog wel eens het spannendste zijn dat ze tot dan toe hadden meegemaakt.
Jaap, Herman, zijn tweelingbroer Kees en hij hadden al vele avonturen beleefd, die gelukkig altijd goed afgelopen waren. Al hadden ze hun ouders wel grijze haren bezorgd.
Voor dit avontuur hadden ze zich op moeten splitsen. Jaap en Herman waren op onderzoek uitgegaan en Kees en hij waren naar de toren gegaan bij het Blauwe Meertje. Ze moesten daar op de uitkijk staan totdat Jaap en Herman naar hen toe zouden komen.
De bedoeling was dat Kees en hij alle twee de toren op zouden gaan, maar halverwege had Bram niet meer gedurfd. Sinds hij als klein jochie van de schommel was gevlogen op het moment dat hij op het hoogste punt in de lucht hing, had hij vreselijk veel last van hoogtevrees. Hij probeerde regelmatig zijn angst te overwinnen, maar tot nu toe was dit niet gelukt.
Kees had het oké gevonden om alleen verder naar boven te gaan. Bram had beneden gewacht tot hij Kees bovenop de toren zag. Kees had wat rondgelopen en de omgeving in zich opgenomen. Hij had niets bijzonders gezien, maar dat kon nog komen. Zoals hij wel vaker deed, had hij wat baldadige trucs uitgehaald. Op zijn handen had hij rondgelopen tot hij zijn evenwicht had verloren en opzij was gevallen tegen de houten railing.
Bram had op dat moment net even om zich heen gekeken toen hij de ijselijke gil hoorde, omhoog keek en Kees nog net de laatste meters zag vallen. Zijn eerste reactie was ongeloof en verstijven. De klap op de grond schudde hem ‘wakker’. Hij rende naar Kees. Die lag in een vreemde houding op de grond. Bloed stroomde uit zijn hoofd. Bram zag dat hij met zijn hoofd op een grote steen terecht was gekomen. Zo snel als hij kon trok hij zijn shirt uit terwijl hij afwisselend heel hard “Help” riep en tegen Kees praatte. Hij legde zijn shirt over de hoofdwond en probeerde op die manier het bloeden te stoppen. Hij durfde niet aan de rest van het lichaam van Kees te komen, bang iets onherstelbaar te beschadigen.
Hij bleef “Help” roepen, hopende dat Herman en Jaap of iemand anders hem zouden horen, en bleef ondertussen geruststellende woorden zeggen tegen Kees.
Daar hoorde hij de stemmen van Herman en Jaap. “Ga hulp halen, ambulance” schreeuwde hij zo hard hij kon.
Jaap had direct rechtsomkeert gemaakt met zijn fiets en was met een topsnelheid naar de dokter in het dorp gefietst.
Herman was bij Kees en Bram gebleven, verslagen wachtend op de komst van een ambulance.
Nog geen 20 minuten later was de ambulance er en hadden ze Kees meegenomen. Het was helaas al te laat geweest. Kees had het niet gehaald.
De eerste dagen had Bram alleen maar in bed gelegen. Hij kon niet eten, niet slapen. Zijn ouders maakten zich, naast hun onvoorstelbare verdriet om Kees, grote zorgen om Bram. Kees en Bram waren echt een twee-eenheid geweest. Zo hecht als alleen tweelingen kunnen zijn. Bram wilde de waarheid niet tot zich door laten dringen, totdat hij, door de huisarts en zijn ouders gedwongen, bij het graf had gestaan. Hij hoorde de woorden van de dominee en langzaam kwam het besef. Kees was dood. Ze zouden nooit meer samen....
Met het besef kwam het schuldgevoel. Als hij mee naar boven was gegaan was het nooit gebeurd. Het was zijn schuld! Hij had daar in dat graf moeten liggen.
Hij had het verdriet van zijn ouders gezien en zíjn verdriet weggestopt. Hij moest nu zorgen voor zijn ouders.
En zo was het de afgelopen jaren gegaan. Hij had er alles aan gedaan om te zorgen dat zijn ouders nooit zorgen om hem hadden. Het schuldgevoel was echter gebleven. Ook nadat zijn ouders en anderen hem meerdere malen hadden verzekerd dat het een ongeluk was, dat hij dit niet had kunnen voorkomen. Tot hun dood hadden zijn ouders hem aangemoedigd dat te doen wat hij wilde en niet in de schaduw van Kees te blijven staan, maar ze hadden hem niet kunnen overtuigen. Bram had Jaap en Herman voor het laatst op de begrafenis gezien. Zij herinnerden hem teveel aan het gebeurde en al hun toenaderingspogingen had hij afgewezen.
Dat is nu meer dan veertig jaar geleden. Veertig lange, eenzame jaren, waarin hij zich afgesloten heeft voor iedereen behalve zijn ouders. En dan nu die uitnodiging voor een reünie. Hij gaat daar echt niet heen. Het zal alle wonden openrijten. Wat moet hij zeggen tegen Herman en Jaap als die er zijn. En tegen de anderen. Hij ziet hun medelijdende en beschuldigende blikken al voor zich en kan hun vragen al horen.
Hij wil de uitnodiging bij het oud papier gooien, maar iets weerhoudt hem. Hij heeft nog een paar weken om te beslissen, doet de uitnodiging terug in de enveloppe en legt hem op de hoek van de tafel bij de blauwe enveloppe.
De volgende dag, een zaterdag, besluit hij na een slapeloze nacht wat afleiding te zoeken op zolder. Daar staan wat dozen van zijn ouders die hij nog steeds uit moet zoeken. Hij neemt de stofzuiger mee, want het is al zó lang geleden dat hij op zolder is geweest dat deze vast een rondje stofzuigen kan gebruiken. Vuilniszakken liggen er nog.
De dozen staan vooraan op zolder. Hij begint bij de voorste doos. Allemaal kleding van zijn vader en moeder. Die doos kan naar de kringloop. De volgende zit vol met allerlei frutsels, die kan wel weg.
De grote doos die volgt is zwaar. Hij opent hem. Hij blijkt vol schriften te zitten. Eén voor één pakt hij ze er uit. Het lijken wel dagboeken te zijn van zijn moeder. Hij bladert er door heen.
1978 Het jaar dat Kees is overleden. Hij wil niet lezen wat er staat, maar zijn ogen en handen doen wat anders. Het lijkt of hij geen controle over ze heeft. De eerste stukjes zijn nog van voor díe dag. Vrolijke stukjes. Zijn moeder was altijd een optimistische vrouw geweest en hij had dat van haar afgenomen.
Snel bladert Bram door. De eerste maanden na díe dag heeft zijn moeder niets geschreven. Pas na zes maanden is ze weer begonnen. Hij wil snel doorbladeren, maar weer denken zijn ogen daar anders over en lezen ze:
Het is nu zes maanden geleden. Soms weet ik niet hoe ik het volhoud. Gelukkig kunnen Klaas en ik er wel voor elkaar zijn. Je hoort zo vaak dat huwelijken stranden na zo’n gebeurtenis. Ze zeggen dat het verdriet en het gemis slijt. Dat je op den duur vooral de mooie herinneringen overhoudt. Mooie herinneringen aan Kees hebben we zeker, maar over een veel te korte periode. Ik snap het waarom nog steeds niet.
Klaas en ik proberen ons groot te houden voor Bram. Ons verdriet om hem is bijna nog groter dan het verdriet om Kees. Bram is er nog, maar hij is een schim van wie hij was. Hoe vaak we ook zeggen dat Kees gewild had dat hij gelukkig was, hij pakt het niet op. Iets in Bram lijkt ook dood te zijn gegaan.
Konden we hem maar bereiken. Ik hoop zo dat tijd deze wond bij hem inderdaad zal helen.
Bram slikt. Wat had hij gedaan? In plaats van zijn ouders geen zorgen te laten maken, had hij dat juist wel gedaan. Hij pakt een volgend schrift.
2003 Er staan bloemetjes bij de teksten. Gelukkig, dit lijken weer beschrijvingen van vrolijke gebeurtenissen te zijn.
Februari 2003 De maand van hun verjaardag. Dat is altijd de moeilijkste periode van het jaar geweest. Niet alleen voor hem, maar ook voor zijn ouders.
18 Februari 2003 Vandaag is Bram jarig. Hij wil nog steeds niet dat we het vieren. Wat zouden Klaas en ik graag willen dat hij zichzelf een feestelijke dag zou gunnen. Het is nu al zo lang geleden en natuurlijk hebben Klaas en ik nog regelmatig momenten van verdriet om het gemis van Kees, maar dat verdriet wordt hoe langer hoe meer overschaduwd door het gemis van Bram, zoals hij eigenlijk zou horen te zijn. Zoals wij hem kenden als kind, als tiener.
Bram wil stoppen met lezen. Hij raakt helemaal in de war van wat zijn moeder geschreven heeft.
Toch pakt hij nog een nieuw schrift.
2020 Het jaar waarin zijn moeder is overleden. Hij voelt de tranen, die hij tot nu toe terug heeft kunnen dringen, stromen. Wat heeft ze dat jaar geschreven? Ze wist dat ze niet lang meer had, haar lichaam was helemaal verzwakt door de ziekte. Ze berustte daar echter ook in. Ze geloofde heel sterk dat ze zijn vader weer zou zien. Dat geloof had Bram ook rust gegeven. Al wilde hij aan de andere kant natuurlijk niet dat ze ging en hij alleen achter zou blijven.
15 November 2020 Dat was twee dagen voor haar overlijden. Ze was toen al zo verzwakt dat Bram zich niet voor kan stellen dat ze toen nog de kracht had om iets te schrijven.
Dagboek, dit worden mijn laatste woorden voordat ik ga. Ik ga naar Klaas. Als ik daar aan denk geeft dat mij rust en daar word ik blij van. Maar dan denk ik aan Bram en breekt mijn hart. Het is nu bijna veertig jaar geleden. En, oh wat had ik gehoopt dat de tijd zijn wond zou helen, maar helaas... En nu laat ik hem ook nog in de steek.
Hij verzekert mij steeds dat hij het wel gaat redden en dat geloof ik ook wel, maar hoe? Zal hij ooit weer zo bulderend lachen zoals hij vroeger deed?
Het kan nog, het is nog niet te laat.
Bram, wie weet lees je dit voordat het te laat is. Bram, ga alsjeblieft leven!
Ga doen wat je als kind al wilde doen. Geef je verdriet een plekje en ga genieten. Wie weet lukt het je dan om rust te vinden en lukt het je ook weer vol liefde terug te denken aan de goede momenten die Kees en jij hebben gehad.
Bram, het enige dat ik je nu nog kan zeggen is: “Ga leven!”
Bram blijft verstijfd zitten. Zijn ogen blijven kijken naar de laatste woorden. “Ga leven!” “Ga leven!” “Ga leven!” De woorden dreunen na in zijn hoofd. Ze komen eindelijk binnen. Hij voelt zijn schouders ontspannen terwijl de tranen over zijn wangen stromen. Dit is wat zijn ouders altijd gewild hebben. Dat híj gelukkig was, ondanks of naast het verdriet.
Bram legt de schriften terug in de doos en loopt naar beneden. Zoals zijn moeder geloofde dat ze naar haar man, zijn vader, ging, zo gelooft Bram dat zij beiden op hem neerkijken en misschien niet hier op aarde kunnen zien dat hij het anders gaat doen, maar wel daarboven.
De tred waarmee hij de trap afloopt voelt lichter, alles voelt lichter.
Beneden pakt hij de uitnodiging voor de reünie, gaat achter zijn laptop zitten en stuurt een mailtje naar Pipi en Pinkeltje.
Ik verheug mij op de reünie en zie jullie graag allemaal op 20 juni a.s.
Met vriendelijke groet,
Bram (één van de vier)
Vier weken later
De afgelopen weken zijn vreemd geweest voor Bram. Na zijn impulsief gestuurde bevestigingsmail heeft hij nog wel momenten van twijfel gehad. Op zijn mail hebben Pipi en Pinkeltje enthousiast gereageerd. Als ze nu maar niet te hoge verwachtingen hebben.
Op de facebookpagina van de reünie heeft hij gezien dat Jaap en Herman komen en Ronja, Saskia & Jeroen en natuurlijk Lotje ook. Heidi komt over uit Zwitserland. Rozemarijntje heeft zich tot haar spijt af moeten melden.
Zijn kleding ligt gestreken op zijn bed, klaar om aangetrokken te worden. Hij haalt diep adem. Vandaag gaat de rest van zijn leven beginnen. Een ander soort leven dan de afgelopen veertig jaar. Hij kijkt op de klok. Tijd om te gaan.
In de auto denkt hij terug aan het gesprek dat hij heeft gehad met zijn baas. Deze is gelukkig akkoord gegaan met zijn verzoek om een sabbatical van zes maanden, waarin hij de tijd wil nemen uit te zoeken wat hij met de rest van zijn leven wil.
De borden langs de weg geven de richting aan naar de dierentuin van Lotje. De spanning neemt toe, maar niet alleen zenuwachtige spanning, ook verwachtingsvolle.
Bij het hek van de dierentuin wordt hij uitbundig verwelkomd door Pipi en Pinkelotje. Ze wijzen hem de weg naar de verzamelplaats waar het feest plaatsvindt.
Op de parkeerplaats zet hij zijn auto naast een rode Opel Manta uit de jaren 70. Deze is vast van Jaap. Die had er altijd al over dat hij ooit zo’n auto wilde.
Zodra hij de feestruimte binnen loopt ziet hij dat het al heel druk is. Ondanks de drukte ziet hij Jaap en Herman meteen. De twijfels steken weer de kop op, maar dan komen Jaap en Herman naar hem toe en alsof het gisteren was begroeten ze elkaar met een boks en een klap op de schouder. “Hé man, goed je te zien!”
Bram voelt een last van zijn schouders glijden, ontspant en lacht.
Hij opent in gedachten verzonken de voordeur van zijn huis, pakt automatisch de post van de grond en legt deze op de tafel in de woonkamer. Straks maar even naar kijken, zal wel weer niets bijzonders zijn.
Voordat hij zijn jas en schoenen uit doet in de hal, gaat hij eerst naar de keuken een kant & klaar-maaltijd in de magnetron zetten. Terwijl hij wacht op het signaal van de magnetron die aangeeft dat de maaltijd klaar is, trekt hij zijn stropdas los en gooit hem op de bank, maakt de bovenste knoopjes van zijn overhemd los en pakt de post. Folders, folders en nog meer folders. Hij moet toch eens zo’n ja-nee-sticker voor op de brievenbus bestellen. Verder de regiokrant en een blauwe enveloppe. Als hij de folders in de doos voor het oud papier gooit valt er een enveloppe tussenuit. Hij wil het eerst laten liggen, zal wel van de postcodeloterij zijn, maar pakt hem dan toch uit de doos.
Het is een gewone witte enveloppe, niet van een bedrijf of iets dergelijks.
De magnetron piept, hij loopt naar de keuken om de maaltijd te pakken en scheurt ondertussen de enveloppe open.
Hij gaat zitten op de bank in de woonkamer en eten. Gatver, weer die boerenkoolschotel. Deze is echt vies. Zo kijken of er nog meer in de koelkast liggen, want dan kunnen die weg. Hij is normaal niet van het weggooien, maar deze is echt niet te eten.
Hij pakt de enveloppe van de tafel en opent hem. Er zit een kleurig dubbelgevouwen papier in. Voorop: ‘Uitnodiging Reünie’. Hé, een uitnodiging voor een reünie van de universiteit misschien? Hij vouwt de uitnodiging open en ziet dan een collage van jeugdboekenhelden, daarnaast de woorden:
Uitnodiging Jeugdboekenheldenreünie
Datum: 20 juni 2021
Tijd: 20.00 uur
Locatie: Dierentuin van Lotje
Graag z.s.m. doorgeven of je komt via
Email: [email protected] of
[email protected]
Wij hopen je te zien op 20 juni
Bram verschiet van kleur en staart voor zich uit, de uitnodiging glijdt uit zijn handen.
Jeugdboekenhelden. Herinneringen dringen zich op. Herinneringen die hij zo heeft geprobeerd te vergeten. Een jeugdboekenheld is hij inderdaad geweest. Eén van de vier helden uit de boeken van Piet Prins.
Het laatste boek leek zo veelbelovend, maar Piet heeft hem uiteindelijk nooit afgeschreven. Dat wat gebeurd was had nooit moeten gebeuren. Het was een ongeluk, maar wel een ongeluk met verstrekkende gevolgen. Bram wil er niet aan denken, maar het lukt hem niet om gedachten aan de gebeurtenissen van die dag terug te dringen.
Piet had hen de dag daarvoor verteld wat de basis van het nieuwe boek zou worden. Zo te horen kon het nog wel eens het spannendste zijn dat ze tot dan toe hadden meegemaakt.
Jaap, Herman, zijn tweelingbroer Kees en hij hadden al vele avonturen beleefd, die gelukkig altijd goed afgelopen waren. Al hadden ze hun ouders wel grijze haren bezorgd.
Voor dit avontuur hadden ze zich op moeten splitsen. Jaap en Herman waren op onderzoek uitgegaan en Kees en hij waren naar de toren gegaan bij het Blauwe Meertje. Ze moesten daar op de uitkijk staan totdat Jaap en Herman naar hen toe zouden komen.
De bedoeling was dat Kees en hij alle twee de toren op zouden gaan, maar halverwege had Bram niet meer gedurfd. Sinds hij als klein jochie van de schommel was gevlogen op het moment dat hij op het hoogste punt in de lucht hing, had hij vreselijk veel last van hoogtevrees. Hij probeerde regelmatig zijn angst te overwinnen, maar tot nu toe was dit niet gelukt.
Kees had het oké gevonden om alleen verder naar boven te gaan. Bram had beneden gewacht tot hij Kees bovenop de toren zag. Kees had wat rondgelopen en de omgeving in zich opgenomen. Hij had niets bijzonders gezien, maar dat kon nog komen. Zoals hij wel vaker deed, had hij wat baldadige trucs uitgehaald. Op zijn handen had hij rondgelopen tot hij zijn evenwicht had verloren en opzij was gevallen tegen de houten railing.
Bram had op dat moment net even om zich heen gekeken toen hij de ijselijke gil hoorde, omhoog keek en Kees nog net de laatste meters zag vallen. Zijn eerste reactie was ongeloof en verstijven. De klap op de grond schudde hem ‘wakker’. Hij rende naar Kees. Die lag in een vreemde houding op de grond. Bloed stroomde uit zijn hoofd. Bram zag dat hij met zijn hoofd op een grote steen terecht was gekomen. Zo snel als hij kon trok hij zijn shirt uit terwijl hij afwisselend heel hard “Help” riep en tegen Kees praatte. Hij legde zijn shirt over de hoofdwond en probeerde op die manier het bloeden te stoppen. Hij durfde niet aan de rest van het lichaam van Kees te komen, bang iets onherstelbaar te beschadigen.
Hij bleef “Help” roepen, hopende dat Herman en Jaap of iemand anders hem zouden horen, en bleef ondertussen geruststellende woorden zeggen tegen Kees.
Daar hoorde hij de stemmen van Herman en Jaap. “Ga hulp halen, ambulance” schreeuwde hij zo hard hij kon.
Jaap had direct rechtsomkeert gemaakt met zijn fiets en was met een topsnelheid naar de dokter in het dorp gefietst.
Herman was bij Kees en Bram gebleven, verslagen wachtend op de komst van een ambulance.
Nog geen 20 minuten later was de ambulance er en hadden ze Kees meegenomen. Het was helaas al te laat geweest. Kees had het niet gehaald.
De eerste dagen had Bram alleen maar in bed gelegen. Hij kon niet eten, niet slapen. Zijn ouders maakten zich, naast hun onvoorstelbare verdriet om Kees, grote zorgen om Bram. Kees en Bram waren echt een twee-eenheid geweest. Zo hecht als alleen tweelingen kunnen zijn. Bram wilde de waarheid niet tot zich door laten dringen, totdat hij, door de huisarts en zijn ouders gedwongen, bij het graf had gestaan. Hij hoorde de woorden van de dominee en langzaam kwam het besef. Kees was dood. Ze zouden nooit meer samen....
Met het besef kwam het schuldgevoel. Als hij mee naar boven was gegaan was het nooit gebeurd. Het was zijn schuld! Hij had daar in dat graf moeten liggen.
Hij had het verdriet van zijn ouders gezien en zíjn verdriet weggestopt. Hij moest nu zorgen voor zijn ouders.
En zo was het de afgelopen jaren gegaan. Hij had er alles aan gedaan om te zorgen dat zijn ouders nooit zorgen om hem hadden. Het schuldgevoel was echter gebleven. Ook nadat zijn ouders en anderen hem meerdere malen hadden verzekerd dat het een ongeluk was, dat hij dit niet had kunnen voorkomen. Tot hun dood hadden zijn ouders hem aangemoedigd dat te doen wat hij wilde en niet in de schaduw van Kees te blijven staan, maar ze hadden hem niet kunnen overtuigen. Bram had Jaap en Herman voor het laatst op de begrafenis gezien. Zij herinnerden hem teveel aan het gebeurde en al hun toenaderingspogingen had hij afgewezen.
Dat is nu meer dan veertig jaar geleden. Veertig lange, eenzame jaren, waarin hij zich afgesloten heeft voor iedereen behalve zijn ouders. En dan nu die uitnodiging voor een reünie. Hij gaat daar echt niet heen. Het zal alle wonden openrijten. Wat moet hij zeggen tegen Herman en Jaap als die er zijn. En tegen de anderen. Hij ziet hun medelijdende en beschuldigende blikken al voor zich en kan hun vragen al horen.
Hij wil de uitnodiging bij het oud papier gooien, maar iets weerhoudt hem. Hij heeft nog een paar weken om te beslissen, doet de uitnodiging terug in de enveloppe en legt hem op de hoek van de tafel bij de blauwe enveloppe.
De volgende dag, een zaterdag, besluit hij na een slapeloze nacht wat afleiding te zoeken op zolder. Daar staan wat dozen van zijn ouders die hij nog steeds uit moet zoeken. Hij neemt de stofzuiger mee, want het is al zó lang geleden dat hij op zolder is geweest dat deze vast een rondje stofzuigen kan gebruiken. Vuilniszakken liggen er nog.
De dozen staan vooraan op zolder. Hij begint bij de voorste doos. Allemaal kleding van zijn vader en moeder. Die doos kan naar de kringloop. De volgende zit vol met allerlei frutsels, die kan wel weg.
De grote doos die volgt is zwaar. Hij opent hem. Hij blijkt vol schriften te zitten. Eén voor één pakt hij ze er uit. Het lijken wel dagboeken te zijn van zijn moeder. Hij bladert er door heen.
1978 Het jaar dat Kees is overleden. Hij wil niet lezen wat er staat, maar zijn ogen en handen doen wat anders. Het lijkt of hij geen controle over ze heeft. De eerste stukjes zijn nog van voor díe dag. Vrolijke stukjes. Zijn moeder was altijd een optimistische vrouw geweest en hij had dat van haar afgenomen.
Snel bladert Bram door. De eerste maanden na díe dag heeft zijn moeder niets geschreven. Pas na zes maanden is ze weer begonnen. Hij wil snel doorbladeren, maar weer denken zijn ogen daar anders over en lezen ze:
Het is nu zes maanden geleden. Soms weet ik niet hoe ik het volhoud. Gelukkig kunnen Klaas en ik er wel voor elkaar zijn. Je hoort zo vaak dat huwelijken stranden na zo’n gebeurtenis. Ze zeggen dat het verdriet en het gemis slijt. Dat je op den duur vooral de mooie herinneringen overhoudt. Mooie herinneringen aan Kees hebben we zeker, maar over een veel te korte periode. Ik snap het waarom nog steeds niet.
Klaas en ik proberen ons groot te houden voor Bram. Ons verdriet om hem is bijna nog groter dan het verdriet om Kees. Bram is er nog, maar hij is een schim van wie hij was. Hoe vaak we ook zeggen dat Kees gewild had dat hij gelukkig was, hij pakt het niet op. Iets in Bram lijkt ook dood te zijn gegaan.
Konden we hem maar bereiken. Ik hoop zo dat tijd deze wond bij hem inderdaad zal helen.
Bram slikt. Wat had hij gedaan? In plaats van zijn ouders geen zorgen te laten maken, had hij dat juist wel gedaan. Hij pakt een volgend schrift.
2003 Er staan bloemetjes bij de teksten. Gelukkig, dit lijken weer beschrijvingen van vrolijke gebeurtenissen te zijn.
Februari 2003 De maand van hun verjaardag. Dat is altijd de moeilijkste periode van het jaar geweest. Niet alleen voor hem, maar ook voor zijn ouders.
18 Februari 2003 Vandaag is Bram jarig. Hij wil nog steeds niet dat we het vieren. Wat zouden Klaas en ik graag willen dat hij zichzelf een feestelijke dag zou gunnen. Het is nu al zo lang geleden en natuurlijk hebben Klaas en ik nog regelmatig momenten van verdriet om het gemis van Kees, maar dat verdriet wordt hoe langer hoe meer overschaduwd door het gemis van Bram, zoals hij eigenlijk zou horen te zijn. Zoals wij hem kenden als kind, als tiener.
Bram wil stoppen met lezen. Hij raakt helemaal in de war van wat zijn moeder geschreven heeft.
Toch pakt hij nog een nieuw schrift.
2020 Het jaar waarin zijn moeder is overleden. Hij voelt de tranen, die hij tot nu toe terug heeft kunnen dringen, stromen. Wat heeft ze dat jaar geschreven? Ze wist dat ze niet lang meer had, haar lichaam was helemaal verzwakt door de ziekte. Ze berustte daar echter ook in. Ze geloofde heel sterk dat ze zijn vader weer zou zien. Dat geloof had Bram ook rust gegeven. Al wilde hij aan de andere kant natuurlijk niet dat ze ging en hij alleen achter zou blijven.
15 November 2020 Dat was twee dagen voor haar overlijden. Ze was toen al zo verzwakt dat Bram zich niet voor kan stellen dat ze toen nog de kracht had om iets te schrijven.
Dagboek, dit worden mijn laatste woorden voordat ik ga. Ik ga naar Klaas. Als ik daar aan denk geeft dat mij rust en daar word ik blij van. Maar dan denk ik aan Bram en breekt mijn hart. Het is nu bijna veertig jaar geleden. En, oh wat had ik gehoopt dat de tijd zijn wond zou helen, maar helaas... En nu laat ik hem ook nog in de steek.
Hij verzekert mij steeds dat hij het wel gaat redden en dat geloof ik ook wel, maar hoe? Zal hij ooit weer zo bulderend lachen zoals hij vroeger deed?
Het kan nog, het is nog niet te laat.
Bram, wie weet lees je dit voordat het te laat is. Bram, ga alsjeblieft leven!
Ga doen wat je als kind al wilde doen. Geef je verdriet een plekje en ga genieten. Wie weet lukt het je dan om rust te vinden en lukt het je ook weer vol liefde terug te denken aan de goede momenten die Kees en jij hebben gehad.
Bram, het enige dat ik je nu nog kan zeggen is: “Ga leven!”
Bram blijft verstijfd zitten. Zijn ogen blijven kijken naar de laatste woorden. “Ga leven!” “Ga leven!” “Ga leven!” De woorden dreunen na in zijn hoofd. Ze komen eindelijk binnen. Hij voelt zijn schouders ontspannen terwijl de tranen over zijn wangen stromen. Dit is wat zijn ouders altijd gewild hebben. Dat híj gelukkig was, ondanks of naast het verdriet.
Bram legt de schriften terug in de doos en loopt naar beneden. Zoals zijn moeder geloofde dat ze naar haar man, zijn vader, ging, zo gelooft Bram dat zij beiden op hem neerkijken en misschien niet hier op aarde kunnen zien dat hij het anders gaat doen, maar wel daarboven.
De tred waarmee hij de trap afloopt voelt lichter, alles voelt lichter.
Beneden pakt hij de uitnodiging voor de reünie, gaat achter zijn laptop zitten en stuurt een mailtje naar Pipi en Pinkeltje.
Ik verheug mij op de reünie en zie jullie graag allemaal op 20 juni a.s.
Met vriendelijke groet,
Bram (één van de vier)
Vier weken later
De afgelopen weken zijn vreemd geweest voor Bram. Na zijn impulsief gestuurde bevestigingsmail heeft hij nog wel momenten van twijfel gehad. Op zijn mail hebben Pipi en Pinkeltje enthousiast gereageerd. Als ze nu maar niet te hoge verwachtingen hebben.
Op de facebookpagina van de reünie heeft hij gezien dat Jaap en Herman komen en Ronja, Saskia & Jeroen en natuurlijk Lotje ook. Heidi komt over uit Zwitserland. Rozemarijntje heeft zich tot haar spijt af moeten melden.
Zijn kleding ligt gestreken op zijn bed, klaar om aangetrokken te worden. Hij haalt diep adem. Vandaag gaat de rest van zijn leven beginnen. Een ander soort leven dan de afgelopen veertig jaar. Hij kijkt op de klok. Tijd om te gaan.
In de auto denkt hij terug aan het gesprek dat hij heeft gehad met zijn baas. Deze is gelukkig akkoord gegaan met zijn verzoek om een sabbatical van zes maanden, waarin hij de tijd wil nemen uit te zoeken wat hij met de rest van zijn leven wil.
De borden langs de weg geven de richting aan naar de dierentuin van Lotje. De spanning neemt toe, maar niet alleen zenuwachtige spanning, ook verwachtingsvolle.
Bij het hek van de dierentuin wordt hij uitbundig verwelkomd door Pipi en Pinkelotje. Ze wijzen hem de weg naar de verzamelplaats waar het feest plaatsvindt.
Op de parkeerplaats zet hij zijn auto naast een rode Opel Manta uit de jaren 70. Deze is vast van Jaap. Die had er altijd al over dat hij ooit zo’n auto wilde.
Zodra hij de feestruimte binnen loopt ziet hij dat het al heel druk is. Ondanks de drukte ziet hij Jaap en Herman meteen. De twijfels steken weer de kop op, maar dan komen Jaap en Herman naar hem toe en alsof het gisteren was begroeten ze elkaar met een boks en een klap op de schouder. “Hé man, goed je te zien!”
Bram voelt een last van zijn schouders glijden, ontspant en lacht.
Kijk voor meer informatie over Cozon Creatief en wat ik nog meer te bieden heb bij de pagina's Over CoZon Creatief, Coaching, Workshops, Eigen werk, Blogs.