Waar ben je nu?
Hier vind je de ingesproken versie van 'Waar ben je nu?' =>
|
|
Het lijkt een gewone dag te zijn in Kockengen, behalve dan dat Maria jarig is. Ze is van plan om vandaag naar Breukelen te gaan, boodschappen doen voor het kleine feestje dat ze vanavond wil houden. Het is maanden geleden dat ze Kockengen uit is geweest, net als de andere bewoners. Alles wat nodig is, is hier eigenlijk wel te krijgen. Sinds de overheid iedereen heeft opgeroepen zoveel mogelijk in de eigen omgeving te blijven houden de Kockenezen zich daar aan. Op tv en internet is wel te zien dat zij zo goed als de enigen zijn die daar gehoor aan geven.
Maria heeft een recept gevonden waar ze wel voor naar Breukelen moet. Ze besluit op de fiets te gaan, want het is heerlijk weer. Als ze net buiten Kockengen is, wordt het ineens heel mistig. Waar komt dat nu vandaan? Het voelt niet als een gewone mist, niet vochtig en eerder warm. Ze fietst nog een stukje door en na 500 meter trekt de mist net zo snel weg als dat hij gekomen is en schijnt de zon weer volop.
De hoge brug is, sinds ze haar electrische fiets heeft geen probleem meer, de uitvinder hiervan zou ze wel een prijs gunnen voor één van de betere uitvindingen van de afgelopen tijd.
Een fietser rijdt rakelings langs haar, ze schrikt en vliegt bijna de kant in. Wat een gek! Het lijkt wel of de mensen geen tijd meer hebben om rustig langs iemand te fietsen. Even later fietst er weer iemand heel dicht langs haar. Hij raakt zelfs haar arm heel hard, maar zegt niets en rijdt gewoon door alsof er niets gebeurd is. Het moet niet gekker worden. Eenmaal in het dorp zegt ze verschillende mensen gedag, maar niemand reageert. Het lijkt alsof ze haar niet zien. In de supermarkt spreekt ze diverse medewerkers aan om te vragen waar dat ligt wat ze nodig heeft, maar niemand reageert, ze lopen gewoon door.
Maria voelt zich steeds ongemakkelijker worden. Na alle paden dan maar zelf doorgelopen te zijn, vindt ze tot haar opluchting, in het één-na-laatste pad wat ze nodig heeft. Bij de kassa gebeurd echter weer hetzelfde, de caissiere reageert niet op haar, ze kijkt letterlijk dwars door haar heen naar de vrouw achter haar. Verbouwereerd loopt Maria door, stopt het gekochte in haar tas en gaat richting de uitgang. Daar ziet ze een hele grote kaart hangen. Een kaart van Breukelen en omgeving. Ze ziet Maarssen, Abcoude, Loenen, Nieuwersluis. Zelfs Vleuten en Wilnis staan er op, maar daartussen, ter hoogte van Kockengen, is een grijsgroenige vlek, het lijkt wel een soort moeras. Naast de kaart hangt een legenda. Haar ogen gaan op zoek naar de betekenis van de grijsgroenige kleur. ‘Onbekend, gevaarlijk terrein’ staat er. ‘Onbekend, gevaarlijk terrein’? Wat wordt daar nu mee bedoeld? Ze probeert nogmaals contact met een medewerker te zoeken om het te vragen, maar ook deze vrouw loopt straal langs haar heen.
Wat is hier aan de hand? Maria besluit naar Van Kralingen, de boekhandel, te gaan. Kijken of ze daar iets kan vinden wat meer duidelijkheid geeft. Daar vindt ze nog meer kaarten waarop Kockengen niet staat en boeken over Stichtse Vecht, zonder vermelding van Kockengen. Op de computer die daar staat googled ze op Kockengen en vindt ze helemaal niets, geen enkele informatie. Het lijkt alsof Kockengen helemaal niet bestaat en nooit bestaan heeft en alsof zij ook niet bestaat voor de mensen hier.
Met een raar onbestemd gevoel gaat Maria naar haar fiets, doet haar tas in haar fietstas en fietst richting Kockengen. Op dezelfde plek als op de heenweg is er weer de opvallende mist. 500 meter verder is de mist weggetrokken en ziet ze Kockengen liggen. Zo snel als ze kan fietst ze naar huis en gaat, nadat ze het gekochte in de koelkast heeft gelegd, op de bank zitten.
Ze snapt niet wat er aan de hand is en weet niet wat te doen, dus blijft ze zo zitten op de bank, naar buiten starend waar zij nog steeds hetzelfde ziet als altijd. Huizen, een sloot, bruggetje, treurwilgen. Gewoon Kockengen zoals altijd.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Sjors snapt er geen snars van. Wat maakt dat het niet lukt dit raadsel op te lossen? Er is nog nooit een vraagstuk geweest waar hij niet uitkwam.
Sjors staat op de grens waar de mist begint. Mensen die geprobeerd hebben door de mist heen te gaan, zijn nooit meer teruggekomen. Volgens de wetenschap is er niets voorbij de mist, maar Sjors is vastbesloten te achterhalen wat daar is, want er moet wel íets zijn.
Zijn verstand zegt dat hij er dichtbij is, maar hij kan er nog net niet de vinger op leggen.
Een maand geleden is hij de archieven in Amsterdam ingedoken. Dit nadat hij alle gemeentearchieven in de buurt had uitgepluisd. Niets te vinden, het is ongelooflijk, maar echt helemaal niets.
Hij had besloten nog één poging te wagen in het landelijk archief in Amsterdam en daar had hij, ver weg gestopt een kaart gevonden met op dé plek een klein plaatsje genaamd Kockengen. Hij had hier nog nooit van gehoord, maar het stond er echt. Wat was er gebeurd? Hoe kwam het dat er nergens anders, niet in de archieven, niet op internet, iets over te vinden was?
De afgelopen maand heeft hij alle kennis die hij heeft en alle logica uit de kast gehaald om te achterhalen wat er voorbij de mist is.
In gedachten verzonken pakt hij een braam van de struik, die in de berm staat op de grens waar de mist begint. Hij schrikt van zijn impulsieve actie. Iedereen is altijd gewaarschuwd voor de bramen. Hmm... lekker. Hij neemt er nog een paar. Waarom wordt het afgeraden deze te eten?
Er is eigenlijk maar één ding dat hij kan doen. Misschien is het zijn laatste daad, maar als hij dit niet op kan lossen heeft zijn leven sowieso geen zin meer.
Hij kijkt nog één keer om en loopt dan de mist in. De mist voelt anders dan hij gewend is, niet vochtig en juist warm, in plaats van koud. Er gebeurd niets en hij loopt verder. Hij verwacht dat er ieder moment iets tevoorschijn zal komen of dat er iets ergs gebeurd, maar nog steeds niet, alleen overal om hem heen mist. Tot na zo’n 500 meter de mist ineens weg is en hij een beeld ziet van huizen, bomen, een kerktoren in de verte, sloten, koeien en schapen in de wei en overal in de bermen bramenstruiken. Hij kijkt achterom en ziet daar nog de mist, maar voor hem het lieflijkste plaatsje dat hij ooit gezien heeft.
In de verte, in de buurt van de kerktoren hoort hij muziek. Feestmuziek. Hij loopt richting de muziek. Hij hoort gelach en gepraat. Blijkbaar is het feest. Zoals altijd verwacht hij zich ongemakkelijk te voelen door deze geluiden. Hij heeft niets met feesten. Lachen en sociale praatjes zijn helemaal niets voor hem. Laat hem maar thuis onderzoek doen. Gevoelens en emoties zijn voor hem onbekend en hij mist ze ook niet. Van wat hij er van gezien heeft lijkt het hem alleen maar lastig.
Hij wordt nu echter aangetrokken door de geluiden en loopt richting de kerk. Hier ziet hij inderdaad mensen met elkaar praten en lachen en aan de rand van het plein is een podium waar een duo aan het zingen is.
Hij blijft toch even staan kijken en luisteren. Dan valt zijn oog op een vrouw. Ze staat alleen bij het podium en beweegt soepel op de muziek en ze zingt mee met het duo. Haar lange, blonde haren wiegen mee met haar lijf. Ze lijkt haar omgeving niet op te merken, is volledig gefocust op de muziek, tot ze rondkijkt en haar ogen die van Sjors ontmoeten. Voor het eerst voelt Sjors iets heel heftigs in zijn lijf gebeuren. Hij voelt dat hij warm wordt en kan ook alleen maar blijven kijken en de vrouw kijkt terug met haar prachtige blauwe ogen.
“Hé, man, wil je ook wat eten?” Voor hem staat een man met een dienblad vol hapjes. Automatisch pakt Sjors er iets vanaf en stopt het in zijn mond. Hij proeft weer de bramen.
Hij kijkt om en ziet dat de vrouw nog steeds naar hem kijkt. Dan wordt ze aangesproken door dezelfde man. “Hé, Maria, ook wat?” Zonder weg te kijken pakt Maria iets van het dienblad.
Sjors kan het niet langer aan, draait zich om en loopt zo snel als hij kan weer terug richting de rand van het dorp, naar de mist.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Maria schrikt als Rob voor haar staat met het dienblad vol bramenhapjes. Ze weet niet wat er aan de hand is, maar de ogen van de onbekende man die verderop staat, kan ze niet loslaten. Zonder weg te kijken pakt ze iets van het dienblad. Dan draait de man zich om en loopt, bijna rennend, weg. Maria probeert hem achterna te gaan, maar wordt door de drukte tegen gehouden. Ze ziet hem bij de rand van de mist stilstaan. Ze roept nog “wa-a-cht”, maar hij loopt door. Ze gaat zitten op een grote steen en wil huilen, huilen omdat ze iets belangrijks is kwijt geraakt. Maar de tranen komen niet, want tegelijk met het verdriet komt het weten. Het weten dat hij terug zal komen en zij hier op hem zal wachten.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bij de rand van de mist aarzelt Sjors, wat zal er gebeuren als hij weer door de mist gaat? Verbeeldt hij het zich of hoort hij iemand “wa-a- cht” roepen? Hij loopt door en na 500 meter is de mist weer verdwenen en ziet hij in de verte de snelweg liggen met daarachter Breukelen. Zo snel als hij kan fietst hij naar huis. Onderweg maken zijn hersens overuren, bedenkend hoe hij deze ontdekking wereldkundig kan maken.
Eenmaal thuis gaat hij voor zijn laptop zitten, maar het lukt niet om iets te typen. Zijn handen willen niet.Wat hij voor zich ziet zijn die prachtige, blauwe ogen van Maria. Hij voelt weer de warmte in zijn lichaam en haar aantrekkingskracht. Nee, hij gaat deze ontdekking niet wereldkundig maken. Iets in hem zegt dat dat niet goed is.
Wat wel goed is, is dat hij morgen teruggaat en op zoek gaat naar Maria. Een nieuw raadsel dat door hem opgelost moet worden.
Maria heeft een recept gevonden waar ze wel voor naar Breukelen moet. Ze besluit op de fiets te gaan, want het is heerlijk weer. Als ze net buiten Kockengen is, wordt het ineens heel mistig. Waar komt dat nu vandaan? Het voelt niet als een gewone mist, niet vochtig en eerder warm. Ze fietst nog een stukje door en na 500 meter trekt de mist net zo snel weg als dat hij gekomen is en schijnt de zon weer volop.
De hoge brug is, sinds ze haar electrische fiets heeft geen probleem meer, de uitvinder hiervan zou ze wel een prijs gunnen voor één van de betere uitvindingen van de afgelopen tijd.
Een fietser rijdt rakelings langs haar, ze schrikt en vliegt bijna de kant in. Wat een gek! Het lijkt wel of de mensen geen tijd meer hebben om rustig langs iemand te fietsen. Even later fietst er weer iemand heel dicht langs haar. Hij raakt zelfs haar arm heel hard, maar zegt niets en rijdt gewoon door alsof er niets gebeurd is. Het moet niet gekker worden. Eenmaal in het dorp zegt ze verschillende mensen gedag, maar niemand reageert. Het lijkt alsof ze haar niet zien. In de supermarkt spreekt ze diverse medewerkers aan om te vragen waar dat ligt wat ze nodig heeft, maar niemand reageert, ze lopen gewoon door.
Maria voelt zich steeds ongemakkelijker worden. Na alle paden dan maar zelf doorgelopen te zijn, vindt ze tot haar opluchting, in het één-na-laatste pad wat ze nodig heeft. Bij de kassa gebeurd echter weer hetzelfde, de caissiere reageert niet op haar, ze kijkt letterlijk dwars door haar heen naar de vrouw achter haar. Verbouwereerd loopt Maria door, stopt het gekochte in haar tas en gaat richting de uitgang. Daar ziet ze een hele grote kaart hangen. Een kaart van Breukelen en omgeving. Ze ziet Maarssen, Abcoude, Loenen, Nieuwersluis. Zelfs Vleuten en Wilnis staan er op, maar daartussen, ter hoogte van Kockengen, is een grijsgroenige vlek, het lijkt wel een soort moeras. Naast de kaart hangt een legenda. Haar ogen gaan op zoek naar de betekenis van de grijsgroenige kleur. ‘Onbekend, gevaarlijk terrein’ staat er. ‘Onbekend, gevaarlijk terrein’? Wat wordt daar nu mee bedoeld? Ze probeert nogmaals contact met een medewerker te zoeken om het te vragen, maar ook deze vrouw loopt straal langs haar heen.
Wat is hier aan de hand? Maria besluit naar Van Kralingen, de boekhandel, te gaan. Kijken of ze daar iets kan vinden wat meer duidelijkheid geeft. Daar vindt ze nog meer kaarten waarop Kockengen niet staat en boeken over Stichtse Vecht, zonder vermelding van Kockengen. Op de computer die daar staat googled ze op Kockengen en vindt ze helemaal niets, geen enkele informatie. Het lijkt alsof Kockengen helemaal niet bestaat en nooit bestaan heeft en alsof zij ook niet bestaat voor de mensen hier.
Met een raar onbestemd gevoel gaat Maria naar haar fiets, doet haar tas in haar fietstas en fietst richting Kockengen. Op dezelfde plek als op de heenweg is er weer de opvallende mist. 500 meter verder is de mist weggetrokken en ziet ze Kockengen liggen. Zo snel als ze kan fietst ze naar huis en gaat, nadat ze het gekochte in de koelkast heeft gelegd, op de bank zitten.
Ze snapt niet wat er aan de hand is en weet niet wat te doen, dus blijft ze zo zitten op de bank, naar buiten starend waar zij nog steeds hetzelfde ziet als altijd. Huizen, een sloot, bruggetje, treurwilgen. Gewoon Kockengen zoals altijd.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Sjors snapt er geen snars van. Wat maakt dat het niet lukt dit raadsel op te lossen? Er is nog nooit een vraagstuk geweest waar hij niet uitkwam.
Sjors staat op de grens waar de mist begint. Mensen die geprobeerd hebben door de mist heen te gaan, zijn nooit meer teruggekomen. Volgens de wetenschap is er niets voorbij de mist, maar Sjors is vastbesloten te achterhalen wat daar is, want er moet wel íets zijn.
Zijn verstand zegt dat hij er dichtbij is, maar hij kan er nog net niet de vinger op leggen.
Een maand geleden is hij de archieven in Amsterdam ingedoken. Dit nadat hij alle gemeentearchieven in de buurt had uitgepluisd. Niets te vinden, het is ongelooflijk, maar echt helemaal niets.
Hij had besloten nog één poging te wagen in het landelijk archief in Amsterdam en daar had hij, ver weg gestopt een kaart gevonden met op dé plek een klein plaatsje genaamd Kockengen. Hij had hier nog nooit van gehoord, maar het stond er echt. Wat was er gebeurd? Hoe kwam het dat er nergens anders, niet in de archieven, niet op internet, iets over te vinden was?
De afgelopen maand heeft hij alle kennis die hij heeft en alle logica uit de kast gehaald om te achterhalen wat er voorbij de mist is.
In gedachten verzonken pakt hij een braam van de struik, die in de berm staat op de grens waar de mist begint. Hij schrikt van zijn impulsieve actie. Iedereen is altijd gewaarschuwd voor de bramen. Hmm... lekker. Hij neemt er nog een paar. Waarom wordt het afgeraden deze te eten?
Er is eigenlijk maar één ding dat hij kan doen. Misschien is het zijn laatste daad, maar als hij dit niet op kan lossen heeft zijn leven sowieso geen zin meer.
Hij kijkt nog één keer om en loopt dan de mist in. De mist voelt anders dan hij gewend is, niet vochtig en juist warm, in plaats van koud. Er gebeurd niets en hij loopt verder. Hij verwacht dat er ieder moment iets tevoorschijn zal komen of dat er iets ergs gebeurd, maar nog steeds niet, alleen overal om hem heen mist. Tot na zo’n 500 meter de mist ineens weg is en hij een beeld ziet van huizen, bomen, een kerktoren in de verte, sloten, koeien en schapen in de wei en overal in de bermen bramenstruiken. Hij kijkt achterom en ziet daar nog de mist, maar voor hem het lieflijkste plaatsje dat hij ooit gezien heeft.
In de verte, in de buurt van de kerktoren hoort hij muziek. Feestmuziek. Hij loopt richting de muziek. Hij hoort gelach en gepraat. Blijkbaar is het feest. Zoals altijd verwacht hij zich ongemakkelijk te voelen door deze geluiden. Hij heeft niets met feesten. Lachen en sociale praatjes zijn helemaal niets voor hem. Laat hem maar thuis onderzoek doen. Gevoelens en emoties zijn voor hem onbekend en hij mist ze ook niet. Van wat hij er van gezien heeft lijkt het hem alleen maar lastig.
Hij wordt nu echter aangetrokken door de geluiden en loopt richting de kerk. Hier ziet hij inderdaad mensen met elkaar praten en lachen en aan de rand van het plein is een podium waar een duo aan het zingen is.
Hij blijft toch even staan kijken en luisteren. Dan valt zijn oog op een vrouw. Ze staat alleen bij het podium en beweegt soepel op de muziek en ze zingt mee met het duo. Haar lange, blonde haren wiegen mee met haar lijf. Ze lijkt haar omgeving niet op te merken, is volledig gefocust op de muziek, tot ze rondkijkt en haar ogen die van Sjors ontmoeten. Voor het eerst voelt Sjors iets heel heftigs in zijn lijf gebeuren. Hij voelt dat hij warm wordt en kan ook alleen maar blijven kijken en de vrouw kijkt terug met haar prachtige blauwe ogen.
“Hé, man, wil je ook wat eten?” Voor hem staat een man met een dienblad vol hapjes. Automatisch pakt Sjors er iets vanaf en stopt het in zijn mond. Hij proeft weer de bramen.
Hij kijkt om en ziet dat de vrouw nog steeds naar hem kijkt. Dan wordt ze aangesproken door dezelfde man. “Hé, Maria, ook wat?” Zonder weg te kijken pakt Maria iets van het dienblad.
Sjors kan het niet langer aan, draait zich om en loopt zo snel als hij kan weer terug richting de rand van het dorp, naar de mist.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Maria schrikt als Rob voor haar staat met het dienblad vol bramenhapjes. Ze weet niet wat er aan de hand is, maar de ogen van de onbekende man die verderop staat, kan ze niet loslaten. Zonder weg te kijken pakt ze iets van het dienblad. Dan draait de man zich om en loopt, bijna rennend, weg. Maria probeert hem achterna te gaan, maar wordt door de drukte tegen gehouden. Ze ziet hem bij de rand van de mist stilstaan. Ze roept nog “wa-a-cht”, maar hij loopt door. Ze gaat zitten op een grote steen en wil huilen, huilen omdat ze iets belangrijks is kwijt geraakt. Maar de tranen komen niet, want tegelijk met het verdriet komt het weten. Het weten dat hij terug zal komen en zij hier op hem zal wachten.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bij de rand van de mist aarzelt Sjors, wat zal er gebeuren als hij weer door de mist gaat? Verbeeldt hij het zich of hoort hij iemand “wa-a- cht” roepen? Hij loopt door en na 500 meter is de mist weer verdwenen en ziet hij in de verte de snelweg liggen met daarachter Breukelen. Zo snel als hij kan fietst hij naar huis. Onderweg maken zijn hersens overuren, bedenkend hoe hij deze ontdekking wereldkundig kan maken.
Eenmaal thuis gaat hij voor zijn laptop zitten, maar het lukt niet om iets te typen. Zijn handen willen niet.Wat hij voor zich ziet zijn die prachtige, blauwe ogen van Maria. Hij voelt weer de warmte in zijn lichaam en haar aantrekkingskracht. Nee, hij gaat deze ontdekking niet wereldkundig maken. Iets in hem zegt dat dat niet goed is.
Wat wel goed is, is dat hij morgen teruggaat en op zoek gaat naar Maria. Een nieuw raadsel dat door hem opgelost moet worden.
De opdracht was: Er is wetenschappelijk vast komen te staan dat Kockengen niet bestaat, we komen niet voor op kaarten, niet in navigatiesystemen en evenmin in archieven. We bestáán, maar niet voor de rest van de wereld.....
Kijk voor meer informatie over Cozon Creatief en wat ik nog meer te bieden heb bij de pagina's Over CoZon Creatief, Coaching, Workshops, Eigen werk, Blogs.