Hit the road
Dat wat ze altijd al wilde zijn.....
De opdracht was: Een verhaal schrijven als een roadmovie: Een vrouw stapt per abuis bij iemand anders in de auto, normaal zou je na wat gelach uit de auto stappen, maar de vrouw wordt geraakt door iets in de man en........
Hier vind je de ingesproken versie van ..... =>
|
|
“Als jij wat broodjes gaat halen ga ik ondertussen tanken.”
“Dat is goed, ik ben zo terug.”
Chantal stapt uit de auto en loopt naar de winkel van het tankstation. De keuze qua broodjes is niet heel groot en wat er is ziet er niet echt lekker uit. Uiteindelijk besluit ze 2 broodjes kaas en 2 broodjes ei mee te nemen, die kunnen waarschijnlijk nog het minst kwaad.
Er staat een rij bij de kassa, maar de cassière heeft blijkbaar alle tijd, want ze kletst met iedere klant. Normaliter zou Chantal dat wel kunnen waarderen, maar dit keer heeft zij zelf haast. Ze moeten nog een heel stuk rijden en ze willen eigenlijk voor 20.00 uur thuis zijn zodat ze nog op tijd Bobby, de Bobtail uit kunnen laten.
Ze beweegt ongedurig van haar ene been op haar andere been. Het duurt even voor ze merkt dat ze dit doet. Wat is dat toch met haar de laatste tijd. Ze kan geen moment stil zitten, moet steeds maar iets doen en als ze dan wel even een moment rust neemt voelt ze zich ongedurig. Ze wil niet denken. Ze voelt dat er iets is, maar wil er niet aan dus steekt ze haar kop in het zand, of eigenlijk in allerlei onbenullige klusjes of in de zogenaamde guilty-pleasure-series of tv-programma’s.
Wat maakt haar zo ongedurig? Ze heeft werk waar ze veel plezier in heeft en voldoening uit haalt, ze houdt van Mark, haar man, ze hebben veel lol samen en ze heeft een goede band met haar familie en vriendinnen met wie ze regelmatig leuke dingen doet. Dus al met al niets te klagen.
Eindelijk is ze aan de beurt. Ze probeert een praatje met de cassière te voorkomen, maar die laat zich niet zomaar afschepen en het is ook wel grappig wat ze zegt, dus Chantal loopt met een lach de winkel uit.
Lach, grappig... de woorden triggeren iets in haar. In gedachten loopt ze naar hun auto die nog bij de pomp staat.
Ze opent de deur van de auto, stapt in en zegt: “Ik heb maar broodjes kaas en ei meegenomen, want er was niets anders dat er beter uit zag.” Pas dan kijkt ze naar de bestuurder.
“Eh.... u bent niet mijn Mark.”
“Nee, ik ben inderdaad niet uw Mark” lacht de bestuurder.
Chantal begint ook te lachen.
“Waar wilt u heen?” vraagt de bestuurder.
“Waar gaat u heen?” reageert Chantal.
“De bedoeling is dat ik naar een ziekenhuis ga, hier verderop. In deze donkere dagen kunnen ze daar wel wat positieve afleiding gebruiken. Ik ben eigenlijk al veel te laat, maar ik heb een probleem. We zouden eigenlijk met zijn drieën zijn, mijn leidinggevende een naaste collega en ik, maar die collega heeft zich ziekgemeld. Mijn leidinggevende en ik samen kan wel, maar het is wel een stuk minder leuk. Ik ben niet zo’n vlotterd, eerder juist nogal stijf. Mijn naaste collega, zou de spring in ’t veld zijn, de grapjas, mijn tegenpool. Juist onze interactie zorgt voor de lach.”
Chantal ziet de bezorgde blik op het gezicht van de bestuurder. Lach, grappig.... de woorden die haar triggerden vallen op hun plek. Dit kan geen toeval zijn.
“Heeft u nog zó’n kostuum in de auto liggen en make-up?”
“Ja.”
“Oke. Hoe lang hebben we nog?”
“Hoe bedoelt u?”
“Hoe lang hebben we nog voordat u in het ziekenhuis moet zijn?”
“Nog tien minuten.”
“Hmm... dat wordt krap, maar we gaan het proberen.”
“Proberen, wat gaan we proberen?”
“Ik ga uw collega vervangen.”
“Maar dat kan toch niet, dat is geen makkelijke job hoor.”
“Dat snap ik, maar u zit met een probleem én ik met iets wat ik al jaren wil, maar altijd heb weggestopt, want dat kon toch niet meer. Nu krijg ik de kans om het wel te doen en die laat ik mij niet ontglippen.”
“Mag ik dan eerst weten hoe u heet, dat praat makkelijker?”
“Mijn naam is Chantal, en de uwe?”
“Mijn naam is Piet.”
Chantal stapt snel uit de auto. Piet haalt de tas met het kostuum en de make-up uit de achterbak van de auto en loopt met Chantal mee naar de toiletten die zich achter de winkel bevinden.
Binnen vijf minuten heeft Chantal zich verkleed en opgemaakt. Haar haar zit onder een pruik verstopt. Ze kijkt in de spiegel en voelt de spanning toenemen. Allerlei gedachten razen door haar hoofd. Wat gaat ze in hemelsnaam doen? Hoe kan ze zo impulsief zijn? Op dat moment denkt ze ook ineens aan Mark. Ze was hem helemaal vergeten. Hij zal razend ongerust zijn. Ze moet naar hem toe. Dan ziet ze de hoopvolle blik van Piet en weet dat ze door moet met waar ze mee bezig is. Ze kan Piet, zijn leidinggevende en het ziekenhuis niet in de steek laten, ook al kent ze hem nog maar net. Ze pakt snel haar telefoon en belt Mark. Gelukkig neemt hij direct op, hij zat vast te wachten op een bericht van haar. “Mark, je moet alleen naar huis, ik moet eerst iets anders doen. Maak je niet ongerust, het gaat goed met mij, het gaat eigenlijk juist uitstekend met mij. Ik zal je vanavond als ik thuis kom, ik weet nog niet hoe laat, alles vertellen, maar nu moet ik ophangen, want ik ben al te laat.”
Chantal hoort dat Mark nog vragen heeft, maar ze heeft echt geen tijd, dus verbreekt de verbinding.
Piet heeft al die tijd met een verbouwereerde blik naar Chantal staan kijken en luisteren. Wat is dit in hemelsnaam voor een vrouw? Maar ja, als zij hun job kan redden dan maakt het hem niet uit wat voor een vrouw het is.
“Kom Piet, laten we gaan. In de auto kan je mij nog wat meer vertellen over wat de bedoeling is, zodat ik een idee heb wat er van mij wordt verwacht.”
Die middag komt een droom van Chantal uit. Samen met Piet en zijn leidinggevende, John en de mensen in het ziekenhuis heeft ze de middag van haar leven. Ze kan eindelijk doen wat ze zo graag wil en zo goed kan, maar wat in het ‘normale’ leven zelden gewaardeerd wordt. Ze kan zo gek doen als een deur, ze hoeft zich even niet aan regels te houden, behalve dan de regel van (een traantje van) het lachen. Niemand die zegt dat ze daar te oud voor is, dat het kinderachtig is. Door de lach wordt ze aangemoedigd om zichzelf nog meer toe te staan te doen waar ze zelf ook zo blij van wordt. Onhandige, gekke, vrolijke dingen doen.
Ze worden vrolijk uitgezwaaid. De woorden “snel terugkomen hoor” klinken na.
Ze nemen afscheid van John en stappen in de auto van Piet. Chantal kan niet stoppen met glimlachen, ze zit glunderend in stilte naast Piet. Piet kijkt opzij, wil iets vragen, maar zwijgt. Hij snapt dat dit moment voor Chantal door niets of niemand verstoord mag worden.
Bij haar huis nemen ze afscheid en beloven contact te houden.
Chantal wil de voordeur van het slot doen als hij al open zwaait en Mark in het deurgat staat.
“Waar was je?”
“Ik? Ik ben eindelijk geweest wie ik altijd wilde zijn.”
“Dat is goed, ik ben zo terug.”
Chantal stapt uit de auto en loopt naar de winkel van het tankstation. De keuze qua broodjes is niet heel groot en wat er is ziet er niet echt lekker uit. Uiteindelijk besluit ze 2 broodjes kaas en 2 broodjes ei mee te nemen, die kunnen waarschijnlijk nog het minst kwaad.
Er staat een rij bij de kassa, maar de cassière heeft blijkbaar alle tijd, want ze kletst met iedere klant. Normaliter zou Chantal dat wel kunnen waarderen, maar dit keer heeft zij zelf haast. Ze moeten nog een heel stuk rijden en ze willen eigenlijk voor 20.00 uur thuis zijn zodat ze nog op tijd Bobby, de Bobtail uit kunnen laten.
Ze beweegt ongedurig van haar ene been op haar andere been. Het duurt even voor ze merkt dat ze dit doet. Wat is dat toch met haar de laatste tijd. Ze kan geen moment stil zitten, moet steeds maar iets doen en als ze dan wel even een moment rust neemt voelt ze zich ongedurig. Ze wil niet denken. Ze voelt dat er iets is, maar wil er niet aan dus steekt ze haar kop in het zand, of eigenlijk in allerlei onbenullige klusjes of in de zogenaamde guilty-pleasure-series of tv-programma’s.
Wat maakt haar zo ongedurig? Ze heeft werk waar ze veel plezier in heeft en voldoening uit haalt, ze houdt van Mark, haar man, ze hebben veel lol samen en ze heeft een goede band met haar familie en vriendinnen met wie ze regelmatig leuke dingen doet. Dus al met al niets te klagen.
Eindelijk is ze aan de beurt. Ze probeert een praatje met de cassière te voorkomen, maar die laat zich niet zomaar afschepen en het is ook wel grappig wat ze zegt, dus Chantal loopt met een lach de winkel uit.
Lach, grappig... de woorden triggeren iets in haar. In gedachten loopt ze naar hun auto die nog bij de pomp staat.
Ze opent de deur van de auto, stapt in en zegt: “Ik heb maar broodjes kaas en ei meegenomen, want er was niets anders dat er beter uit zag.” Pas dan kijkt ze naar de bestuurder.
“Eh.... u bent niet mijn Mark.”
“Nee, ik ben inderdaad niet uw Mark” lacht de bestuurder.
Chantal begint ook te lachen.
“Waar wilt u heen?” vraagt de bestuurder.
“Waar gaat u heen?” reageert Chantal.
“De bedoeling is dat ik naar een ziekenhuis ga, hier verderop. In deze donkere dagen kunnen ze daar wel wat positieve afleiding gebruiken. Ik ben eigenlijk al veel te laat, maar ik heb een probleem. We zouden eigenlijk met zijn drieën zijn, mijn leidinggevende een naaste collega en ik, maar die collega heeft zich ziekgemeld. Mijn leidinggevende en ik samen kan wel, maar het is wel een stuk minder leuk. Ik ben niet zo’n vlotterd, eerder juist nogal stijf. Mijn naaste collega, zou de spring in ’t veld zijn, de grapjas, mijn tegenpool. Juist onze interactie zorgt voor de lach.”
Chantal ziet de bezorgde blik op het gezicht van de bestuurder. Lach, grappig.... de woorden die haar triggerden vallen op hun plek. Dit kan geen toeval zijn.
“Heeft u nog zó’n kostuum in de auto liggen en make-up?”
“Ja.”
“Oke. Hoe lang hebben we nog?”
“Hoe bedoelt u?”
“Hoe lang hebben we nog voordat u in het ziekenhuis moet zijn?”
“Nog tien minuten.”
“Hmm... dat wordt krap, maar we gaan het proberen.”
“Proberen, wat gaan we proberen?”
“Ik ga uw collega vervangen.”
“Maar dat kan toch niet, dat is geen makkelijke job hoor.”
“Dat snap ik, maar u zit met een probleem én ik met iets wat ik al jaren wil, maar altijd heb weggestopt, want dat kon toch niet meer. Nu krijg ik de kans om het wel te doen en die laat ik mij niet ontglippen.”
“Mag ik dan eerst weten hoe u heet, dat praat makkelijker?”
“Mijn naam is Chantal, en de uwe?”
“Mijn naam is Piet.”
Chantal stapt snel uit de auto. Piet haalt de tas met het kostuum en de make-up uit de achterbak van de auto en loopt met Chantal mee naar de toiletten die zich achter de winkel bevinden.
Binnen vijf minuten heeft Chantal zich verkleed en opgemaakt. Haar haar zit onder een pruik verstopt. Ze kijkt in de spiegel en voelt de spanning toenemen. Allerlei gedachten razen door haar hoofd. Wat gaat ze in hemelsnaam doen? Hoe kan ze zo impulsief zijn? Op dat moment denkt ze ook ineens aan Mark. Ze was hem helemaal vergeten. Hij zal razend ongerust zijn. Ze moet naar hem toe. Dan ziet ze de hoopvolle blik van Piet en weet dat ze door moet met waar ze mee bezig is. Ze kan Piet, zijn leidinggevende en het ziekenhuis niet in de steek laten, ook al kent ze hem nog maar net. Ze pakt snel haar telefoon en belt Mark. Gelukkig neemt hij direct op, hij zat vast te wachten op een bericht van haar. “Mark, je moet alleen naar huis, ik moet eerst iets anders doen. Maak je niet ongerust, het gaat goed met mij, het gaat eigenlijk juist uitstekend met mij. Ik zal je vanavond als ik thuis kom, ik weet nog niet hoe laat, alles vertellen, maar nu moet ik ophangen, want ik ben al te laat.”
Chantal hoort dat Mark nog vragen heeft, maar ze heeft echt geen tijd, dus verbreekt de verbinding.
Piet heeft al die tijd met een verbouwereerde blik naar Chantal staan kijken en luisteren. Wat is dit in hemelsnaam voor een vrouw? Maar ja, als zij hun job kan redden dan maakt het hem niet uit wat voor een vrouw het is.
“Kom Piet, laten we gaan. In de auto kan je mij nog wat meer vertellen over wat de bedoeling is, zodat ik een idee heb wat er van mij wordt verwacht.”
Die middag komt een droom van Chantal uit. Samen met Piet en zijn leidinggevende, John en de mensen in het ziekenhuis heeft ze de middag van haar leven. Ze kan eindelijk doen wat ze zo graag wil en zo goed kan, maar wat in het ‘normale’ leven zelden gewaardeerd wordt. Ze kan zo gek doen als een deur, ze hoeft zich even niet aan regels te houden, behalve dan de regel van (een traantje van) het lachen. Niemand die zegt dat ze daar te oud voor is, dat het kinderachtig is. Door de lach wordt ze aangemoedigd om zichzelf nog meer toe te staan te doen waar ze zelf ook zo blij van wordt. Onhandige, gekke, vrolijke dingen doen.
Ze worden vrolijk uitgezwaaid. De woorden “snel terugkomen hoor” klinken na.
Ze nemen afscheid van John en stappen in de auto van Piet. Chantal kan niet stoppen met glimlachen, ze zit glunderend in stilte naast Piet. Piet kijkt opzij, wil iets vragen, maar zwijgt. Hij snapt dat dit moment voor Chantal door niets of niemand verstoord mag worden.
Bij haar huis nemen ze afscheid en beloven contact te houden.
Chantal wil de voordeur van het slot doen als hij al open zwaait en Mark in het deurgat staat.
“Waar was je?”
“Ik? Ik ben eindelijk geweest wie ik altijd wilde zijn.”
Kijk voor meer informatie over Cozon Creatief en wat ik nog meer te bieden heb bij de pagina's Over CoZon Creatief, Coaching, Workshops, Eigen werk, Blogs.